3
|
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
WAARSCHUWING
Bij het gebruik van veiligheidsafsluiters moeten maatregelen zoals een omloopleiding
met een drukveiligheidsklep (van vloeistofleiding naar gasleiding) worden voorzien.
Wanneer de veiligheidsafsluiters sluiten en er geen maatregelen zijn voorzien, kan de
vloeistofleiding schade oplopen door de hogere druk.
Installatie van de leidingen (zie
4
kanalen" [
53])
VOORZICHTIG
▪
De installatie van het kanaal mag het instelbereik van de externe statische druk
voor de unit NIET overschrijden. Zie de technische datasheet van uw model voor
het instelbereik.
▪
Installeer het stoffen kanaal zodanig dat er GEEN trillingen worden overgebracht
op het kanaal of het plafond. Breng een geluidsisolerend materiaal
(insulatiemateriaal) aan rond de leiding en gebruik isolatierubbers voor de
ophangbouten.
▪
Zorg ervoor dat er bij het lassen GEEN spatten terechtkomen op de afvoerbak of
het luchtfilter.
▪
Als het metalen kanaal door een metalen lat, draadgaas of een metalen plaat van
de houten structuur gaat, moeten het kanaal en de muur elektrisch worden
geïsoleerd.
▪
Installeer het uitlaatrooster zodanig dat de luchtstroom NIET rechtstreeks in
contact komt met mensen.
▪
Gebruik geen aanjaagventilatoren in het kanaal. Gebruik de functie om de
instelling van de ventilatorsnelheid automatisch te veranderen (zie
instelling" [
Installatie van de koelmiddelleidingen (zie
leidingen" [
4
59])
VOORZICHTIG
Gebruik NIET opnieuw een leiding afkomstig van vorige installaties.
VOORZICHTIG
Installeer koelmiddelleidingen of componenten zo dat ze niet worden blootgesteld
aan stoffen die componenten met koelmiddel kunnen corroderen, tenzij de
componenten gemaakt zijn van een materiaal dat inherent bestand is tegen corrosie
of beschermd is tegen corrosie.
WAARSCHUWING
▪
Gebruik K65 leidingen voor hogedruktoepassingen met een werkdruk van 120 bar
of 90 bar, afhankelijk van de plaats in het systeem.
▪
Gebruik K65-koppelstukken en -fittingen voor een werkdruk van 120 bar of
90 bar, afhankelijk van de plaats in het systeem.
▪
Leidingen mogen alleen aan elkaar worden gebraseerd. Andere soorten
koppelingen zijn verboden.
▪
Leidingen optrompen is niet toegelaten.
"15.2.2 Richtlijnen bij de installatie van de
4
72]).
"16 Installatie van de
"19.1 Lokale
FXSN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P602817-1A – 2020.05