Veiligheidsbepalingen
Deze handleiding richt zich uitsluitend aan de vakgeschoolde
installateur. Alle montage – en bekabelingwerkzaamheden op de
regelaar mogen alleen in spanningsloze toestand worden uitgevoerd.
Het openen, aansluiten en inbedrijfname van het apparaat mag alleen
door vakkundig personeel uitgevoerd worden. Daarbij dienen alle
plaatselijke voorschriften in acht te worden genomen.
Het apparaat voldoet aan de nieuwste stand der techniek en voldoet aan alle
veiligheidsbepalingen. Het mag alleen conform de technische gegevens en de hierna
vermeldde veiligheidsbepalingen en voorschriften worden ingezet cq. gebruikt worden. Bij het
gebruik van het apparaat zijn daarnaast voor iedere specifieke toepassing de benodigde
wettelijke- en veiligheidsvoorschriften in acht te nemen. Oneigenlijk cq. onjuist gebruik leidt
tot een uitsluiting van iedere aanspraak.
► De montage mag alleen in droge binnenruimtes geschieden.
► De regelaar dient volgens de plaatselijke voorschriften met alle polen te kunnen worden
gescheiden van het stroomnet (stekker/wandcontactdoos of 2-polige schakelaar).
► Voordat installatie- en bekabelingwerkzaamheden aan de regelinstallatie worden
uitgevoerd, dient de regelaar volledig van de netspanning te worden ontkoppeld en tegen
ongeoorloofd gebruik beveiligd te worden. Verwissel nooit de aansluitingen van het
laagspanningsgedeelte (sensoraansluitingen) met de 230V-aansluitingen. Beschadiging
en levensgevaarlijke spanning op het apparaat en de aangesloten sensoren zijn mogelijk
► Solarsystemen kunnen zeer hoge temperaturen bereiken. Er bestaat daarom het gevaar
voor verbranding. Voorzichtigheid is geboden bij de montage van temperatuursensoren!
► Uit veiligheidsoverwegingen mag het systeem alleen voor testdoeleinden in handbedrijf
bediend worden. In deze bedieningsmodus worden geen maximale temperaturen evenals
sensorfuncties bewaakt.
► Een veilig gebruik is niet meet mogelijk, indien de CAN-monitor of aangesloten
componenten zichtbare beschadigingen vertonen, niet meer functioneren of voor langere
tijd onder ongunstige omstandigheden zijn opgeslagen. In dergelijke gevallen, dient de
CAN-monitor cq. de componenten buiten bedrijf te worden genomen en tegen een
ongeoorloofd gebruik te worden beschermd.
Onderhoud
Bij een normale behandeling en gebruik behoeft het apparaat geen onderhoud. Voor het
reinigen van de behuizing kan een met zachte alcohol (bv. spiritus) bevochtigde doek worden
gebruikt. Agressieve poets- en oplossingsmiddelen zoals chloorethenen of Tri zijn niet
toegestaan.
Omdat alle voor de nauwkeurigheid relevante componenten bij normaal gebruik geen
belasting kennen, is de veroudering uiterst gering. Het apparaat beschikt daarom niet over
wijzigingsmogelijkheden. Hierdoor is ook geen callibratie mogelijk.
Bij reparatie mogen de constructieve kenmerken van het apparaat niet worden gewijzigd.
Onderdelen dienen conform dezelfde specificaties te zijn als de originele en weer conform de
fabrieksmatige toestand te worden ingezet.
6