De statusweergave Stat
De statusweergave biedt in bijzondere systeemomstandigheden en bij problemen
informatie. Deze is in eerste lijn voor solarsystemen voorzien, maar kan ook voor andere
schema's ondersteuning geven. De statusweergave . De statusweergave kan echter alleen
op basis van een actieve functiecontrole van defecte sensoren S1 tot S6 melden. In een
solarsysteem dient een onderscheid te worden gemaakt tussen 5 weergavemogelijkheden:
Functiecontrole en collector-overtemperatuur zijn niet actief = de systeemstatus
wordt niet weergegeven. In Stat verschijnt in het display alleen een balk.
Collector-overtemperatuur is actief = de gedurende een systeemstilstand optredende
overtemperatuur op de collector leidt gedurende deze tijd in Stat tot de weergave
KUETAB (Collector-overtemperatuur uitschakeling is actief).
Functiecontrole is actief = controle op onderbreking ( UB ) cq. kortsluiting ( KS ) van
sensoren evenals circulatieproblemen (indien geactiveerd). Is de uitgang actief en het
temperatuurverschil tussen twee sensoren, over een tijdsduur van meer dan 30 minuten,
is hoger als 60K, wordt de foutmelding ZIRKFE (circulatiefout) weergegeven. Door de
index in de onderste displayregel wordt de uitgang aangeduid, waarbij een circulatiefout
is opgetreden.
Legionellafunctie is actief = gedurende de looptijd LZ wordt onder Stat LEGION
weergegeven.
Drain-Back-functie met beveiliging tegen vloeistoftekort is actief = bij vloeistoftekort
wordt onder Stat DB ERR weergegeven en de solarpomp uitgeschakeld. Een reset is
alleen door het uit- en inschakelen van de regelaar mogelijk.
Foutmeldingen (en Stat knippert) blijven ook na het verdwijnen van de fout zichtbaar en
dienen in het statusmenu via het commando CLEAR gewist te worden.
In het statusmenu kan alleen toegang verkregen worden, indien een fout is opgetreden. Er
verschijnt dan in Stat de weergave ENTER op de plaats van OK cq. KUETAB .
Bij geactiveerde bewakingsfuncties en een correct systeembedrijf verschijnt in Stat de
weergave OK . Bij een uitzonderlijke situatie knippert Stat, onafhankelijk van de
displaypositie.
Indien één van beide stuuruitgangen op „ STAT N " of STAT I " is ingesteld en de
functiecontrole
is
Sensorkortsluiting en Circulatiefout" de stuuruitgang omgeschakeld. Vervolgens kan via een
hulprelais (HIREL-STAG) deze foutmelding aan een signaalgever worden doorgegeven. Bij
een uitschakeling op basis van collector-overtemperatuur KUETAB wordt de stuuruitgang
echter niet omgeschakeld.
geactiveerd,
wordt
bij
foutmeldingen
„Sensoronderbreking,
113