aangeraakt, is dubbel geïsoleerd van de netvoeding. Interne aardeverbindingen zijn functionele aarde.
15. Dit apparaat is bedoeld voor gebruik in een ziekenhuis of dokterspraktijk en moet worden gebruikt
en bewaard volgens de hieronder gespecificeerde omgevingseisen:
Bedrijfstemperatuur:
Relatieve luchtvochtigheid:
Opslagtemperatuur:
Luchtvochtigheid bij opslag:
condenserend Atmosferische druk:
16. Het apparaat schakelt automatisch uit (leeg scherm) als de batterijen te veel zijn ontladen en de
netvoeding van het apparaat wordt ontkoppeld.
17. Als het apparaat op batterijen heeft gewerkt, moet altijd het netsnoer weer worden aangesloten. Zo weet
u zeker dat de batterijen automatisch worden opgeladen voor de volgende keer dat u het apparaat
gebruikt. Er gaat een lampje bij de aan/uit-knop branden om aan te geven dat het apparaat wordt
opgeladen.
18. Als de WAM wordt gebruikt, moet deze voor gebruik met de elektrocardiograaf worden gepaard.
19. Het apparaat is UL-geclassificeerd:
Draadloze gegevensoverdracht
20. ELI 380 elektrocardiografen zijn uitgerust met een module voor draadloze gegevensoverdracht (WLAN).
Deze technologie maakt gebruik van radiogolven om gegevens over te zetten naar een ontvanger van
Welch Allyn. Gezien de aard van radio-overdracht is het mogelijk dat sommige andere RF-bronnen de
overdracht van het apparaat kunnen storen. Dit hangt af van de omgeving waarin het apparaat zich bevindt.
Welch Allyn heeft het samengaan van het apparaat getest met andere apparaten die kunnen storen, zoals
apparaten die WLAN gebruiken, Bluetooth radio en/of mobiele telefoons. Hoewel de huidige technologie
een zeer succesvolle overdracht toelaat, is het toch mogelijk dat het systeem in bepaalde zeldzame situaties
niet optimaal presteert en het verzenden mislukt. In dat geval worden de patiëntgegevens niet in het
apparaat gewist of in de ontvanger opgeslagen om te garanderen dat de ontvanger geen onvolledige of
corrupte gegevens bevat. Als de fout blijft bestaan, moet de gebruiker zich voor een succesvolle overdracht
verplaatsen naar een punt waar de WLAN-signalen beter doorkomen.
WLAN
21. Draadloze systemen gebruiken voor de overdracht het bereik 2,4 of 5 GHz. Andere draadloze apparaten in
de nabijheid en in hetzelfde frequentiegebied kunnen storen. Indien mogelijk moeten andere apparaten
worden uitgeschakeld of verplaatst om mogelijke storing te minimaliseren.
22. De gebruikte draadloze LAN-module voldoet aan IEEE 802.11, standaarden a, b, g en n.
23. De gebruikte toegangspunten moeten voldoen aan de IEEE 802.11-standaarden en lokale wet- en regelgeving
op het gebied van radiofrequenties. Het apparaat scant de beschikbare kanalen en zoekt verbinding met het
toegangspunt op het kanaal waarop de in het apparaat geconfigureerde SSID beschikbaar is.
24. Voor de beste overdrachtsnelheid is het van belang dat de vestiging waarin het apparaat wordt gebruikt
goede dekking biedt. Neem a.u.b. contact op met het IT-personeel van de vestiging om te controleren
of er voldoende WLAN beschikbaar is in het gebied waar het apparaat wordt gebruikt.
25. De radiogolfsnelheid kan worden geblokkeerd of beperkt door de omgeving waarin het apparaat wordt
gebruikt. Beperkingen treden vooral op in de volgende gebieden: afgeschermde ruimtes, liften,
ondergrondse ruimtes. In deze situaties wordt aangeraden om het apparaat naar een geschikte locatie te
verplaatsen waar de WLAN-frequenties beschikbaar zijn.
16
TEN AANZIEN VAN ELEKTRISCHE SCHOK, BRAND EN
MECHANISCHE GEVAREN CONFORM AAMI ES 60601-1(2012),
CAN/CSA C22.2 No. 60601-1(2014), IEC
60601-1(2012), AND IEC 60601-2-25(2011)
+10 tot +40 °C
10 tot 95% RH, niet-condenserend
-40 tot +70 °C
10 tot 95% RH, niet-
500 tot 1.060 hPa
VEILIGHEIDSINFORMATIE GEBRUIKER