11. Van AA-batterijen is bekend dat zij bij opslag in ongebruikte apparatuur gaan lekken. Haal de
batterij daarom uit de WAM als deze langere tijd niet wordt gebruikt.
12. Let op dat het klemmenblok in de juiste ingang wordt gestoken door de labels van de afleidingsdraden
met het WAM- of AMxx-label te vergelijken. (AMxx verwijst naar de met de USB uitgeruste recorder.
Voorbeelden van AMxx recorders zijn AM15E, AM12M en AM12).)
Opmerking
1.
Beweging van de patiënt kan tot overmatige ruis leiden die van invloed kan zijn op de kwaliteit van de
ECG- lijnen en de juiste analyse door het apparaat.
2.
Goed voorbereiden van de patiënt is van belang voor de juiste plaatsing van de ECG-elektroden en
bediening van het apparaat.
3.
Het algoritme voor de registratie van elektrodeverwisseling is gebaseerd op een normale fysiologie en
ECG- afleidingvolgorde en probeert de meest waarschijnlijke verwisseling te bepalen. Controleer echter
ook de andere elektroden in dezelfde groep (ledematen of borst).
4.
Het gelijktijdig gebruik van andere apparaten, zoals pacemakers of andere stimulatoren, houdt geen
bekend veiligheidsrisico in, maar betekent wel dat het signaal kan worden gestoord.
5.
De LED's van de WAM gaan automatisch knipperen als de batterijen tot onder 1,0 volt zijn ontladen.
6.
Bij normaal gebruik van de WAM/AM12 brandt de groene LED continu.
7.
Als het batterijklepje van de WAM tijdens het verzenden wordt geopend, stopt het apparaat met verzenden.
De batterij moet worden teruggeplaatst en het klepje moet worden gesloten om het bedrijf te hervatten.
8.
De WAM schakelt automatisch uit (LED's uit) als de batterij te veel ontladen is.
9.
De WAM schakelt automatisch uit als de elektrocardiograaf wordt uitgeschakeld.
10. De WAM schakelt automatisch uit na van de patiënt te zijn ontkoppeld. Dit is niet afhankelijk van of
de ELI 380 op batterijen of wisselstroom (AC) werkt.
11. Het niet tonen van een golfvorm in het scherm bij het gebruik van de WAM draadloze recorder kan
komen doordat de WAM is uitgeschakeld, er geen batterij in de WAM is geplaatst, de WAM buiten
bereik is of de WAM een kalibratiestoring heeft. Controleer het LED-controlelampje op de WAM om te
kijken of het apparaat is ingeschakeld en of het batterijniveau voldoende is. Controleer of de WAM
correct is gepaard en zich binnen de aangeraden afstand tot de elektrocardiograaf bevindt en/of schakel
de stroom uit en in om de WAM opnieuw te kalibreren.
12. Het niet tonen van een golfvorm in het scherm bij het gebruik van de AM12-recorder kan komen door niet
goed autokalibreren. Sluit de AM12 opnieuw aan of schakel de stroom van de elektrocardiograaf uit en in.
13. Blokgolven op het scherm en de ritmeprint kunnen betekenen dat de afleidingsdraden van de
WAM of AM12 niet op de patiënt zijn aangesloten.
14. Zoals vastgelegd in IEC 60601-1 en IEC 60601-2-25 is het apparaat als volgt geclassificeerd:
•
Apparaat klasse I of met interne voeding.
•
Toegepaste defibrillatiebestendige onderdelen van het type CF.
•
Gewone apparatuur.
•
Apparatuur niet geschikt voor gebruik in de aanwezigheid van brandbare anesthetica.
•
Continu bedrijf.
Opmerking: Met het oog op de veiligheid en zoals vastgelegd in IEC 60601-1 en afgeleide
standaarden/normen is dit apparaat geclassificeerd als "Klasse I" en wordt een geaard stopcontact
gebruikt voor aarding via de netvoeding. De aardklem op de netvoedingsingang is de enige
randaardeaansluiting in het apparaat. Blootgesteld metaal dat bij normaal gebruik kan worden
VEILIGHEIDSINFORMATIE GEBRUIKER
15