94
Instrumenten en bedieningsorganen
Brandt na het inschakelen van de ont‐
steking en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Onmiddellijk de hulp van een werk‐
plaats inroepen.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator
kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert. On‐
middellijk de hulp van een werkplaats
inroepen.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het rem- en koppelingsvloeistofpeil is
te laag 3 201.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Brandt nadat de ontsteking is inge‐
schakeld en de handbediende hand‐
rem is aangetrokken 3 157.
Pedaal intrappen
- brandt of knippert geel.
Brandt
Rempedaal moet worden ingetrapt
om de elektrische handrem los te zet‐
ten 3 157.
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in de stand Autostop te starten.
Stop-startsysteem 3 144.
Knippert
Trap het koppelingspedaal in om de
motor in het algemeen te starten 3 18,
3 142.
Bij sommige versies verschijnt het be‐
richt 'Pedaal intrappen' op het Driver
Information Center 3 105.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 157.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Schakel de
ontsteking in, trap het rempedaal in
en probeer het systeem te resetten
door de elektrische handrem eerst los
te zetten en daarna aan te trekken.
Blijft m knipperen, rijd dan niet door
en roep de hulp van een werkplaats
in.
Storing elektrische handrem
j brandt of knippert geel.