186
Rijden en bediening
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐
doet aan EN 228 of E DIN 51626-1
of soortgelijk, kan leiden tot neer‐
slag of motorschade en kan van
invloed zijn op de garantie.
Voorzichtig
Het gebruik van brandstof met een
te laag octaangetal kan ongecon‐
troleerde verbranding en daarmee
motorschade tot gevolg hebben.
Brandstof voor
dieselmotoren
Alleen dieselbrandstof gebruiken die
voldoet aan EN 590.
Landen buiten de Europese Unie ge‐
bruiken Euro-Diesel met een zwavel‐
concentratie onder 50 ppm.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof die niet vol‐
doet aan EN 590 of soortgelijk,
kan leiden tot een verminderd mo‐
torvermogen, meer slijtage of mo‐
torschade en kan van invloed zijn
op de garantie.
Gebruik geen scheepsdiesel, verwar‐
mingsolie, Aquazole en vergelijkbare
diesel-wateremulsies. Het is niet toe‐
gestaan om dieseloliën aan te lengen
met brandstoffen voor benzinemoto‐
ren.
Tanken
9 Gevaar
Schakel het contact en externe
verwarmingen met verbrandings‐
kamers uit alvorens te beginnen
met tanken. Schakel mobiele tele‐
foons uit.
Volg de bedienings- en veilig‐
heidsinstructies van het tanksta‐
tion tijdens het tanken.