206
Verzorging van de auto
Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een ander voertuig.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel
en schade kan veroorzaken.
● De accu nooit aan vonken of
open vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een
temperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu
oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met de‐
zelfde spanning (12 volt). De ca‐
paciteit van de hulpaccu (Ah)
mag niet veel minder zijn dan die
van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde
aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm
selmotoren 25 mm
2
) gebruiken.
● De ontladen accu niet van de
auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers
uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de
accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene
kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto's mogen elkaar tij‐
dens de hulpstart niet raken.
● Handrem aantrekken, versnel‐
lingsbak in neutrale stand.
● Open de pluspoolbeschermkap‐
pen van beide accu's.
2
(bij die‐
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode
kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van
de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de massa van de auto
aansluiten, bijv. op het motorblok