120
Klimaatregeling
● Koeling n inschakelen.
● Luchtrecirculatiesysteem 4
aan.
● Draaiknop voor temperatuur in
laagste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand
zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op M
zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien l
● Draaiknop voor temperatuur in
hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet op hoogste stand
zetten.
● Luchtverdeelschakelaar op l
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen
naar wens en op de zijruiten rich‐
ten.
Let op
Bij het selecteren van de luchtver‐
delingsmodus l bij een draaiende
motor wordt een Autostop geblok‐
keerd totdat er een andere luchtver‐
deling wordt geselecteerd.
Bij het selecteren van de luchtver‐
delingsmodus l terwijl de motor in
een Autostop is, zal de motor auto‐
matisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 130.
Elektronisch
klimaatregelsysteem