124
Klimaatregeling
K : naar de voetenruimte en voor‐
ruit
9 : naar de voorruit, de voorste zij‐
ruiten en de voetenruimte
s : naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)
M : naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroosters
L : naar de hoofd- en voetenruimte
Automatische modus opnieuw in‐
schakelen: AUTO indrukken.
Koeling n
Druk op n om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde ventilator van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op n om koeling uit te
schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht zodra de buiten‐
temperatuur iets boven het vriespunt
ligt. Er kan zich dan condens vormen
en onder de auto op de grond drup‐
pelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt uit‐
geschakeld, vereist de klimaatrege‐
ling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C vraagt om opnieuw
starten.
Stop-startsysteem 3 130.
De status van de werking van de koe‐
ling wordt weergegeven op het
Info-Display.
U kunt de werking van de koeling na
het starten van de motor in- of uit‐
schakelen op het Info-display. Per‐
soonlijke instellingen 3 101.
Luchtrecirculatiemodus 4
Luchtrecirculatiemodus met 4 in‐
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op 4 te drukken.