148
Rijden en bediening
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Speciale situaties gelden bij het in‐
parkeren van grotere voertuigen
(bijv. off-road-wagens, minivans,
bestelbusjes, campers, aanhang‐
wagens en vrachtwagens). De ob‐
jectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐
tievlak, zoals smalle voorwerpen
of zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
De parkeerhulp en de geavan‐
ceerde parkeerhulp detecteren
geen objecten buiten het detectie‐
bereik.
Let op
Mogelijk detecteert de sensor een
niet-bestaand object als gevolg van
echostoring van buitengeluiden of
mechanische verstoringen (sporadi‐
sche valse waarschuwingen kunnen
voorkomen).
Zorg ervoor dat de kentekenplaat
voor goed gemonteerd is (niet ver‐
bogen en geen speling ten opzichte
van de bumper links of rechts) en dat
de sensoren op hun plek zitten.
De geavanceerde parkeerhulp rea‐
geert eventueel niet op veranderin‐
gen in de beschikbare parkeerplek
nadat u met het inparkeren bent be‐
gonnen. Het systeem kan een in‐
gang, een oprit, een binnenplaats of
zelfs een kruising als een parkeer‐
plek herkennen. Na het inschakelen
van de achteruitversnelling zou het
systeem beginnen met inparkeren.
Kijk goed of de voorgestelde par‐
keerplek inderdaad beschikbaar is.
Het systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Let op
Bij het inschakelen van een vooruit‐
versnelling en het overschrijden van
een bepaalde snelheid wordt de par‐
keerhulp achter bij het uitschuiven
van het draagsysteem achterzijde
gedeactiveerd.
Bij het eerst inschakelen van de ach‐
teruitversnelling detecteert de par‐
keerhulp het draagsysteem achter‐
zijde en klinkt er een zoemer. Druk
kort op r of D om de parkeer‐
hulp te deactiveren.