Storing
In geval van een systeemstoring licht
c op en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 95.
Systeemkalibratie
Als de controlelampjes c en a tege‐
lijkertijd oplichten, moet de stuurbe‐
krachtiging worden gekalibreerd. Dit
kan bijv. nodig zijn na het verdraaien
van het stuurwiel met één slag met
uitgeschakeld contact. Schakel het
contact in dit geval in en draai het
stuurwiel één keer geheel naar beide
kanten door.
Roep de hulp van een werkplaats in
als de controlelampjes c en a na het
kalibreren niet doven.
Rijden en bediening
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen
9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de be‐
stuurder te ondersteunen en niet
om zijn aandacht te vervangen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid wan‐
neer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De Cruise control kan snelheden van
ca. 30 tot 200 km/u opslaan en aan‐
houden. Bij het op- en afrijden van
hellingen zijn afwijkingen van de op‐
geslagen snelheid mogelijk.
135