110
Verlichting
Bedien de wipschakelaar:
= automatisch in- en uit‐
w
schakelen.
druk op u = aan.
druk op v = uit.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Plafondverlichting
De spot in de binnenverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Sfeerverlichting
De sfeerverlichting bestaat uit indi‐
recte verlichting in de portieren, in het
dashboard onder de verwarmings- en
ventilatiemodule en in de voeten‐
ruimte van de passagier. 8 kleuren
kunnen worden geselecteerd via een
toets in de dakconsole.
Toets indrukken met ingeschakeld
contact:
m één keer kort
= aan of uit.
indrukken
S herhaaldelijk
= kleuren veran‐
deren staps‐
kort indrukken
gewijs.
S lang indrukken = kleuren veran‐
deren voortdu‐
rend.
De sfeerverlichting kan met het kar‐
telwieltje A samen met de instrumen‐
tenverlichting worden gedimd 3 109.
Bij de volgende keer inschakelen van
het contact blijft de geselecteerde
kleur actief.
De sfeerverlichting licht bij het uit‐
schakelen van het contact automa‐
tisch op en dooft na het openen van
een portier. Toets m indrukken na uit‐
schakelen van het contact, de sfeer‐
verlichting blijft gedurende
60 minuten aan.
Deze wordt ook geactiveerd met In‐
stapverlichting 3 111 en Uitstapver‐
lichting 3 112.
Sterrenhemel
De sterrenhemel bestaat uit ongeveer
64 LED's in het dak, de intensiteit er‐
van kan worden gedimd met een
toets in de dakconsole.