1. Veiligheidstechnische aanwijzingen
Neem bij alle werkzaamheden met de
eenassige tractor die afstand van de
machine in acht, waartoe u door de
stuurstang gedwongen wordt, vooral bij
het nemen van bochten!
Het is niet toegestaan tijdens de werk-
zaamheden en het transport op de ma-
chine mee te rijden.
Wanneer het aanbouwwerktuig vast zit
moet de motor worden afgezet en dient
het aanbouwwerktuig met passend ge-
reedschap te worden schoongemaakt.
Indien de eenassige tractor of het aan-
bouwwerktuig beschadigd is moet de
machine onmiddellijk worden gestopt en
de motor worden afgezet. Laat de scha-
de direct herstellen!
Bij een defect aan de stuurinrchting de
eenasssige tractor meteen stoppen en
de motor afzetten. Laat het defect direct
repareren!
Wanneer op hellend terrein wordt ge-
werkt verdient het aanbeveling, de een-
assige tractor met een trekkabel of een
trekstang vast te houden, om te voorko-
men dat de machine wegschuift. De
bestuurder moet zich heuvelopwaarts
van de machine bevinden en dient vol-
doende afstand te houden tot de werk-
tuigen!
Werk indien mogelijk dwars op de hel-
ling!
Beëindigen van de
werkzaamheden
Laat de eenassige tractor nooit onbe-
heerd achter als de motor nog loopt.
Zet de motor af voordat u de tractor ver-
laat. Sluit daarna de brandstofkraan.
10
Tref de nodige voorzorgsmaatregelen
om gebruik door onbevoegden te ver-
hinderen. Haal de contactsleutel uit het
contact (indien aanwezig) of trek de bou-
giekap eruit.
Aanbouwwerktuigen
Koppel de aanbouwwerktuigen uitslui-
tend aan bij afgezette motor en uitge-
schakelde aandrijving.
Gebruik passend gereedschap en draag
altijd beschermhandschoenen als u aan-
bouwwerktuigen of onderdelen ervan
vervangt.
Breng de steunen bij het monteren en
demonteren in de juiste positie en zorg
ervoor dat het werktuig niet kan weg-
kantelen.
Bij het aankoppelen van de werktuigen
is grote voorzichtigheid geboden.
Koppel aanbouwwerktuigen uitsluitend
aan de daarvoor bestemde inrichtingen,
volgens de voorschriften.
Indien u de werkplek verlaat, eenassi-
ge tractor en aanbouwwerktuig beveili-
gen tegen wegrollen. Voorkom gebruik
door onbevoegden. Monteer eventueel
de transport- of beschermingsinrichting
en zet deze in de veiligheidsstand.
Hakinrichting
De schutlatten van het hakwerktuig die-
nen zo te worden ingesteld dat alleen
het gedeelte van het werktuig dat in de
bodem komt vrij is.
Let bij het hakken op de juiste instelling
van het hakspoor.
Eenassige tractor 3500
UItgave 03.95