88
Instrumenten en bedieningsorganen
Kaartinstellingen
Zie beschrijving van Infotainmentsys‐
teem in de handleiding van het Info‐
tainmentsysteem.
Voertuig instellingen
■ Klimaat en luchtkwaliteit
■ Comfortinstellingen
■ Buitenverlichting
■ Portiervergrendeling
■ Vergr., ontgr., start op afstand
■ Fabrieksinstellingen herstellen
Klimaat en luchtkwaliteit
Selecteer het menu Klimaat en
luchtkwaliteit om het volgende weer
te geven:
■ Autom. ventilatorsnelheid
■ Autom. stoelverwarming
■ Automatische ontwaseming
■ Stoelverwarm. start op afst.
■ Motoronderst. verwarming
aangesl.
■ Motorondersteunde verwarming
Autom. ventilatorsnelheid
Bij Autom. ventilatorsnelheid wordt de
automatische ventilatorsnelheid aan‐
gepast aan de gewenste interieur‐
temperatuur. Kies een aanjager‐
stand:
Hoog: Hogere snelheid.
Middelhoog: Gematigde snelheid.
Laag: Lagere snelheid.
Autom. stoelverwarming
Na het activeren wordt de toets voor
automatisch verwarmde stoelen op
het aanraakscherm gemarkeerd.
Deze functie activeert automatisch de
functie verwarmde stoelen op basis
van de temperatuur van het interieur.
Autom. stoelverwarming kan met de
knoppen voor de verwarmde stoelen
op het instrumentenbord worden uit‐
geschakeld.
Stoelverwarm. start op afst.
Na het inschakelen schakelt deze
functie de verwarmde stoelen bij het
starten op afstand in.
Automatische ontwaseming
Na het activeren en bij een hoge
luchtvochtigheid regelt de klimaatre‐
geling de buitenluchtinlaat, de airco of
de warmte zodanig dat het systeem
ontwasemt. De ventilator gaat wel‐
licht sneller draaien. Als de luchtvoch‐
tigheid afneemt, gaat het systeem te‐
rug naar de eerdere stand.
Motoronderst. verwarming aangesl.
Selecteer één van de volgende op‐
ties:
■ Bij lage buitentemperaturen: voor
starten van de motor bij +2 °C of la‐
ger
■ Bij zeer lage buitentemperaturen:
voor starten van de motor bij
-10 °C of lager
Motorondersteunde verwarming
Met deze instelling kan Motoronders‐
teunde verwarming worden in- of uit‐
geschakeld.