2. Druk op ß AUTO op het aanraak‐
scherm van het Colour-Info-Dis‐
play.
De toets ß AUTO wordt groen ter
bevestiging van de instelling.
Na het inschakelen van de auto acti‐
veert deze functie automatisch de
stoelverwarming op het niveau op ba‐
sis van de interieurtemperatuur.
De lampjes naast het stoelverwar‐
mingssymbool op het instrumenten‐
bord geven de verwarmingsstand
aan.
Schakel automatisch verwarmde
stoelen uit met de knop op het aan‐
raakscherm of de knoppen voor de
handmatige stoelverwarming op het
instrumentenbord.
De functie automatisch verwarmde
stoelen kan zodanig worden gepro‐
grammeerd dat deze bij het inscha‐
kelen van het contact altijd wordt in‐
geschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
Uitschakelen
Automatisch verwarmde stoel deacti‐
veren:
■ Druk op ß AUTO op het aanraak‐
scherm van het Colour-Info-Dis‐
play, of
■ Druk op ß voor de betreffende
stoel op het instrumentenbord.
Automatisch verwarmde
stoelen tijdens
Motoronderst. verwarming
aangesl.
Bij lage buitentemperaturen kunnen
de verwarmde stoelen zodanig wor‐
den geprogrammeerd dat deze tij‐
Stoelen, veiligheidssystemen
dens de Motoronderst. verwarming
aangesl. automatisch worden inge‐
schakeld. Tenzij de functie Automa‐
tisch verwarmde stoelen beschikbaar
en ingeschakeld is, worden de ver‐
warmde stoelen bij het inschakelen
van het contact gedeactiveerd. Na
het inschakelen van de functie Auto‐
matisch verwarmde stoelen wordt de
stoelverwarmingsstand bij het in‐
schakelen van het contact automa‐
tisch aangepast aan de temperatuur
van het interieur van de auto.
Tijdens de Motoronderst. verwarming
aangesl. gaan de lampjes naast het
stoelverwarmingssymbool niet bran‐
den.
De temperatuurregeling van een lege
stoel werkt wellicht minder goed. Dit
is normaal.
Tenzij de functie Automatisch ver‐
warmde stoelen in het menu Per‐
soonlijke instellingen ingeschakeld is,
worden de verwarmde stoelen tijdens
de Motoronderst. verwarming
aangesl. niet ingeschakeld.
Persoonlijke instellingen 3 86.
41