Achteruitkijkcamera
9 Waarschuwing
De achteruitkijkcamera toont geen
voetgangers, fietsers, kruisend
verkeer, dieren of andere objecten
buiten het zicht van de camera,
onder de bumper of onder de auto.
Gebruik niet alleen het scherm
van de achteruitkijkcamera om
achteruit te rijden.
Bij onvoorzichtig achteruit rijden
kunt u letsel, dodelijke ongevallen
of schade aan de auto veroorza‐
ken. Controleer vóór het achteruit‐
rijden altijd fysiek aan de voor- en
achterkant van de auto.
Het achteruitkijkcamerasysteem kan
de bestuurder bij het achteruitrijden
helpen door een beeld van de zone
achter de auto te tonen.
Werking van het systeem
Bij het inschakelen van R wordt het
beeld van de zone achter de auto
weergegeven en verschijnt
Controleer omgeving voor veiligheid.
Het vorige scherm verschijnt gedu‐
rende ong. 10 seconden na het uit‐
schakelen van R.
Ga als volgt te werk om het vorige
scherm sneller te bekijken:
■ Druk op een toets op het Infotain‐
mentsysteem.
■ Schakel P in.
■ Ga naar een snelheid van 8 km/u.
Symbolen en richtlijnen
De auto kan bij gebruik van de ach‐
teruitkijkcamera een functie hebben
met symbolen voor de bestuurder op
het Infotainmentscherm. Deactiveer
de parkeerhulp niet om de waarschu‐
wingssymbolen te gebruiken. Er kan
een foutmelding verschijnen als de
parkeerhulp gedeactiveerd is en de
symbolen ingeschakeld zijn.
Bij het detecteren van een object door
de parkeerhulp verschijnen de sym‐
bolen en kunnen deze uiteindelijk een
op het Infotainmentscherm getoond
object bedekken.
Rijden en bediening
Het achteruitkijkcamerasysteem is
wellicht ook uitgevoerd met een dek‐
laag met richtlijnen waarmee de be‐
stuurder de auto bij het achteruit in‐
parkeren beter kan richten.
Schakel de symbolen of richtlijnen als
volgt in of uit:
1. Schakel P in.
2. Druk op de toets CONFIG op het
instrumentenpaneel.
3. Selecteer Displayinstellingen en
vervolgens Optie achterruitrijca‐
merasysteem.
4. Selecteer Symbolen of
Richtlijnen. De functie is aan wan‐
neer er een vinkje naast staat.
131