Als A oplicht, stop dan bij de eerst‐
volgende gelegenheid en breng de
banden op de aanbevolen spannings‐
waarden 3 202.
Na het op spanning brengen moet u
wellicht een stukje rijden om de ban‐
denspanningswaarden op Driver In‐
formation Center bij te werken. Hierbij
kan A oplichten.
Als A bij lagere temperaturen oplicht
en na een stukje rijden dooft, kan dit
voortijdig duiden op een te lage ban‐
denspanning. Bandenspanning con‐
troleren. Schakel het contact uit wan‐
neer de bandenspanning moet wor‐
den verhoogd of verlaagd.
Winterbanden of aanvullende wiel‐
sets moeten zijn voorzien van senso‐
ren, omdat het systeem anders niet
werkt en controlelamp A ononderbro‐
ken brandt.
De storingslamp van het banden‐
spanningscontrolesysteem is gecom‐
bineerd met het controlelampje ban‐
denspanning te laag. Als het systeem
een defect detecteert, knippert A on‐
geveer 1 minuut en blijft dan onon‐
derbroken branden. Voor de duur van
de storing wordt deze reeks bij elke
keer opnieuw starten doorlopen.
Wanneer de storingslamp A brandt,
is het systeem wellicht niet naar be‐
horen in staat om een te lage ban‐
denspanning te detecteren of te sig‐
naleren. Er kunnen diverse redenen
zijn voor storingen in het banden‐
spanningscontrolesysteem, zoals het
monteren van vervangende of andere
banden of wielen op de auto waar‐
door het bandenspanningscontrole‐
systeem niet goed werkt. Controleer
na het vervangen van een of meer
banden of wielen op uw auto altijd de
controlelamp A van het bandenspan‐
ningscontrolesysteem, opdat het
bandenspanningscontrolesysteem
ook met de vervangende of andere
banden en wielen goed werkt.
Een tijdelijk reservewiel is niet uitge‐
rust met een druksensor. Het ban‐
denspanningscontrolesysteem werkt
niet op deze wielen. De controlelamp
A brandt. Voor de overige drie wielen
blijft het systeem werken.
Verzorging van de auto
Een volwaardig reservewiel is uitge‐
rust met een druksensor. Het sys‐
teem herkent het nieuwe wiel onder‐
weg automatisch.
Voorzichtig
Gebruik van in de handel verkrijg‐
bare vloeibare bandenreparatie‐
sets kan de werking van het sys‐
teem nadelig beïnvloeden. Ge‐
bruik door de fabriek goedge‐
keurde bandenreparatiesets.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐
den aan op de belading van de auto
3 202 en selecteer de betreffende in‐
stelling op de pagina
Bandenbelasting in het menu Instel‐
lingen op het Driver Information Cen‐
ter 3 81.
175