176
Verzorging van de auto
De beschikbare instellingen zijn:
Licht: voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
Eco: voor een Eco-spanning tot
3 inzittenden
Max: voor volledige belading
Als de bandenspanningswaarden en
Bandenbelasting niet overeenkomen,
kan de controlelamp bandenspan‐
ning A een te lage bandenspanning
aangeven.
Automatisch inleren
Elk bandenspanningscontrolesys‐
teem heeft een unieke identificatie‐
code. Na het omwisselen van de ban‐
den of het vervangen van een of
meerdere sensoren moet de identifi‐
catiecode aan een nieuwe positie van
de band/het wiel worden gekoppeld.
Nadat de wielen zijn vervangen moet
de auto ca. 20 minuten blijven stil‐
staan alvorens het systeem een her‐
berekening uitvoert. Het daaropvol‐
gende inleerproces duurt 10 minuten
bij een minimale rijsnelheid van
20 km/u. In dit geval kan A verschij‐
nen of u ziet wisselende spannings‐
waarden op het Driver Information
Center.
Als er tijdens het inleren problemen
optreden, verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op. De bandenspan‐
ningswaarde die u op het Driver In‐
formation Centre ziet, is de daadwer‐
kelijke bandenspanning. Daarom is
het belangrijk de bandenspanning bij
koude banden te controleren.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2-3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Om veiligheidsredenen mag het ver‐
schil in profieldiepte van banden op
één as niet meer dan 2 mm zijn.