± 6% bij nominale condities
Toedieningsnauw-
keurigheid systeem
Bij een lage infusiesnelheid wordt deze nauwkeurigheid gedurende korte
perioden mogelijk niet behaald. Over de totale infusietijd wordt de gemiddelde
nauwkeurigheid echter behaald.
De toedieningsnauwkeurigheid van het systeem is bepaald onder de volgende
nominale condities:
• Infusiesnelheden van 10 mL/uur en van 150 mL/uur
• Omgevingstemperatuur 22 °C
• Vloeistofviscositeit 0,89 cP (d.w.z. water)
• 0,2 mmHg (0,004 PSI) tegendruk (d.w.z. 2 inches (5 cm) bij 18G-naald)
• De pomp en het reservoir zijn op dezelfde hoogte geplaatst als de infusieplaats
Nauwkeurigheidstests werden uitgevoerd met 22 CADD®-Solis ambulante
infuuspompen en 22 CADD®-toedieningssets met flow-stop (d.w.z. 21-7321-24) en
22 CADD®-toedieningssets voor hoog volume met flow-stop-free-flowbeveiliging
(d.w.z. 21-7357-24).
WAARSCHUWING:
•
•
Alternatieve systeemconfiguraties bij nominale
condities
Flow-stoptoedieningsset met luchteliminatiefilter
(0,2 μm en 1,2 μm) bij 10 mL/uur
Non-flow-stoptoedieningsset bij 10 mL/uur
Flow-stoptoedieningsset voor hoog volume met
luchteliminatiefilter (0,2 μm en 1,2 μm) bij 150 mL/uur
Non-flow-stoptoedieningsset voor hoog volume
bij 150 mL/uur
Alle 50/100 mL medicatiecassettereservoirs bij 10 mL/uur
Alle 250 mL medicatiecassettereservoirs bij 10 mL/uur
Patiëntselectie
Het is belangrijk om de patiëntselectie te overwegen met betrekking tot klinische
factoren en omgevingsfactoren. Deze factoren kunnen de toedieningsroute, de
voorgeschreven medicatie en de gekozen systeemconfiguratie omvatten om voor
een acceptabele toedieningsnauwkeurigheid die geschikt is voor uw patiënt te
zorgen.
Wanneer u bijvoorbeeld sterk viskeuze medicijnen (bijv. bepaalde antibiotica of
TPN-formuleringen) met een hogere snelheid (bijv. 150 mL/uur) toedient, kunt u
overwegen om gebruik te maken van de CADD®-toedieningsset voor hoog volume
21-7381-24, die is voorzien van een 1,2 μm filter.
Zorg ervoor dat er rekening wordt gehouden met de ± 6%
systeemtoedieningsnauwkeurigheid wanneer de pomp wordt geprogrammeerd
en/of het reservoir wordt gevuld. Als dit wordt nagelaten, kan dit ertoe leiden
dat het reservoir sneller leeg is dan verwacht. Als de pomp gebruikt wordt
voor toediening van essentiële of levensondersteunende medicatie, kan een
onderbreking van de toediening van medicatie leiden tot letsel bij of dood van
de patiënt.
Onnauwkeurigheden van meer dan ± 6% in de toediening van medicatie door
het systeem kunnen ontstaan ten gevolge van tegendruk of vloeistofweerstand,
wat afhangt van de temperatuur, de viscositeit van de medicatie, de grootte van
de katheter en extensiesetlijnen (bijvoorbeeld microbore-lijn), componenten in
de lijn (bijv. filters en connectoren voor naaldloze toegang) en door de plaatsing
van het infuusreservoir en/of de pomp boven of onder het niveau van de patiënt.
Onnauwkeurigheden in de toediening door het systeem kunnen resulteren in te
weinig of te veel toegediende medicatie.
V
,
erwijzingen
probleemoplossing
Toedieningsnauw-
keurigheid systeem
-8% tot 8%
-9% tot 2%
-7% tot 8%
-7% tot 4%
-9% tot 11%
-13% tot 8%
137