T
,
aken
geavanceerde Taken
Lucht- en occlusie-instellingen
Druk in het menu Geavanceerde taken op
occlusie-instellingen te markeren en druk op S.
Luchtdetector aan/uit
De pomp heeft een ingebouwde luchtdetector. De pomp kan worden aangepast voor het gebruik van
de luchtdetector. Als er lucht wordt aangetroffen in het gedeelte van de lijn dat de luchtdetectiesensor
passeert, klinkt er een alarmsignaal en stopt de toediening. Als er geen luchtdetector is vereist, kan deze
worden uitgeschakeld.
Met de instelling Luchtdetector aan/uit kunt u bepalen of de luchtdetector wordt in- of uitgeschakeld.
Als de luchtdetector is ingeschakeld, klinkt er een alarmsignaal als er lucht wordt aangetroffen in het
vloeistofpad. Bij bepaalde behandelingen (bijvoorbeeld bij subcutane infusie) kan het beter zijn de
luchtdetector uit te schakelen.
WAARSCHUWING:
•
Als de luchtdetector is uitgeschakeld, neemt de pomp geen lucht in het vloeistofpad waar. Het wordt
aanbevolen om het vloeistofpad regelmatig te controleren en de eventueel aanwezige lucht te
verwijderen, zodat het ontstaan van een luchtembolie voorkomen wordt. Het ontstaan hiervan kan
leiden tot ernstig letsel bij of overlijden van de patiënt.
•
De luchtdetector kan, indien ingeschakeld, worden ingesteld op het detecteren en signaleren van
luchtbellen, al zijn ze slechts 150 μL groot. Voor patiënten en behandelingen waarbij risico van letsel
door luchtembolie bestaat, moeten de instelling Hoge gevoeligheid en/of gefilterde sets worden
overwogen.
De luchtdetector kunt u als volgt in- en uitschakelen:
1. Verzeker u ervan dat de pomp is gestopt.
2. Druk in het menu Lucht- en occlusie-instellingen op
om Luchtdetector aan/uit te markeren en druk op S.
3. Ontgrendel het toetsenbord.
U
D
4. Druk op
of
om Aan of Uit te markeren en selecteer Opslaan.
108
U
D
of
om Lucht- en
U
D
of