6
INGEBRUIKNEMING
WAARSCHUWING
Dit hoofdstuk bevat informatie over:
hoe het aanbouwapparaat in gebruik wordt genomen;
de controle of het aanbouwapparaat aan de tractor kan worden
gemonteerd.
Voor de inbedrijfstelling van het aanbouwapparaat moet de
bediener de handleiding gelezen en begrepen hebben.
Voor elke ingebruikname moet de bediener tractor en
aanbouwapparaat op verkeers- en bedrijfsveiligheid controleren.
Bij de inbedrijfstelling van het aanbouwapparaat tevens de
aanwijzingen uit de volgende hoofdstukken in acht nemen:
'Verplichting van de bediener' op pagina 14;
'Kwalificatie van personen' op pagina 14;
'Fundamentele veiligheidsrichtlijnen' vanaf pagina 20;
'Waarschuwingen en instructies' vanaf pagina 28.
Het in acht nemen van deze hoofdstukken dient voor de
veiligheid van de bediener en derden evenals voor de
storingsarme werking en een lange levensduur van het
aanbouwapparaat.
Het aanbouwapparaat uitsluitend aan een geschikte tractoren
monteren.
Tractor en aanbouwapparaat moeten, bij deelname aan het
wegverkeer, aan de nationale verkeersrechtelijke voorschriften
voldoen.
Voertuigeigenaren (exploitanten) en voertuigbestuurders
(bedieners) zijn verantwoordelijkheid voor het naleven van de
nationale verkeersrechtelijke voorschriften.
Tevens de instructies uit hoofdstuk 'Reinigen en onderhouden'
vanaf pagina 66 in acht nemen.
Gevaren door bekneld of gevangen raken, scharen, snijden en
naar binnen trekken voor personen ontstaan, als stelelementen
voor het bedienen van hydraulische of elektrische componenten
worden geblokkeerd!
Blokkeer geen stelelementen op de tractor die voor de rechtstreekse
uitvoering van hydraulische of elektrische bewegingen van
componenten dienen, bijv. klap-, zwenk- en schuifprocessen.
De betreffende beweging moet automatisch stoppen als het
betreffende stelelement wordt losgelaten.
Dit geldt niet voor bewegingen van inrichtingen:
in permanent bedrijf voor constante verbruikers,
die automatisch geregeld zijn;
die op basis van hun functie een zweefstand of drukstand
vereisen.