212
Verzorging van de auto
3. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
4. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat
losschieten onmogelijk is.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de sleutel totdat
het wiel van de grond komt.
5. Draai de wielmoeren los.
6. Wiel verwisselen. Reservewiel
3 213.
7. Draai de wielmoeren erop.
8. Auto neerlaten.
9. Wielsleutel aanbrengen, let er
hierbij op dat deze stevig vastzit
en de wielmoeren kruiselings
aanhalen. Het aanhaalmoment
bedraagt 140 Nm.
10. Wieldop voor het aanbrengen zo
verdraaien dat de ventielopening
over het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
Installeer de middendop op de
lichtmetalen velgen.
11. Het vervangen wiel 3 213 en het
boordgereedschap 3 200 opber‐
gen.
12. Bandenspanning en het aanhaal‐
koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig mo‐
gelijk controleren.
Defecte band zo spoedig mogelijk la‐
ten vervangen of repareren.