worden gedemonteerd en onderhou‐
den. Vervang bij opschroefde senso‐
ren het ventiel en de keerring, bij op‐
geklikte sensoren de complete ven‐
tielsteel.
Status belading van auto
Pas de bandenspanning volgens de
informatie op het etiket van de band
of in de tabel bandenspanningswaar‐
den aan op de belading van de auto
3 235 en selecteer de betreffende in‐
stelling in het menu
Bandenbelasting op het Driver Infor‐
mation Center, Informatie- menu
voertuig 3 93.
Selecteer:
■ Licht voor een comfortabele span‐
ning tot 3 inzittenden
■ Eco voor een Eco-spanning tot 3
inzittenden
■ Max voor volledige belading
Automatisch inleren
Nadat de wielen zijn vervangen, moet
de auto ca. 20 minuten blijven stil‐
staan alvorens het systeem een her‐
berekening uitvoert. Het daaropvol‐
gende inleerproces duurt 10 minuten
bij een minimale rijsnelheid van
20 km/u. In dit geval kan $ verschij‐
nen of u ziet wisselende spannings‐
waarden op het Driver Information
Centre.
Wanneer tijdens het inleren proble‐
men optreden, ziet u een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Centre.
Verzorging van de auto
Afhankelijkheid van
temperatuur
De bandenspanning hangt af van de
temperatuur van de band. Onderweg
lopen de temperatuur en de spanning
van de band op.
De bandenspanningswaarde die u op
het Driver Information Centre ziet, is
de daadwerkelijke bandenspanning.
Daarom is het belangrijk de banden‐
spanning bij koude banden te contro‐
leren.
Profieldiepte
Regelmatig de profieldiepte controle‐
ren.
Om veiligheidsredenen de banden te
vervangen wanneer een profieldiepte
van 2–3 mm (4 mm voor winterban‐
den) is bereikt.
Omwille van de veiligheid wordt het
aanbevolen dat de profieldiepte van
de banden op één as onderling niet
meer dan 2 mm verschilt.
205