Rijregelsystemen
Traction Control
De Traction Control (TC) is een on‐
derdeel van de elektronische stabili‐
teitsregeling (ESC) 3 146.
TC verhoogt zo nodig de stabiliteit,
ongeacht het type wegdek of de grip
van de banden, door te voorkomen
dat de aangedreven wielen door‐
slaan.
Zodra de aangedreven wielen begin‐
nen door te slaan, wordt het motor‐
vermogen beperkt en wordt het wiel
met de meeste slip afzonderlijk afge‐
remd. Daardoor wordt de rijstabiliteit
van de auto op een glad wegdek aan‐
merkelijk verbeterd.
TC werkt na elke motorstart zodra
controlelamp b dooft.
Wanneer TC werkt, knippert b.
9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Rijden en bediening
Uitschakelen
Het is mogelijk de TC uit te schakelen
wanneer de aandrijfwielen moeten
kunnen doorslaan:
druk kort op de toets b om TC te
deactiveren, k licht op. De deactive‐
ring verschijnt als een bericht op het
Driver Information Center.
U kunt de TC weer activeren door
nogmaals op de toets b te drukken.
De TC wordt ook opnieuw geacti‐
veerd wanneer u de ontsteking de
volgende keer weer inschakelt.
145