Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u.
Bij snelheden van meer dan
140 km/u wordt het systeem inactief,
aangegeven door de verlichte waar‐
schuwingssymbolen B in beide bui‐
tenspiegels. Als de snelheid weer
wordt verlaagd, verdwijnen de waar‐
schuwingssymbolen. Als een auto
dan in de blinde zone wordt waarge‐
nomen, worden de waarschuwings‐
symbolen B als normaal verlicht aan
de betreffende zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het sys‐
teem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐
tiveren in het menu Instellingen op het
Info-display, persoonlijke instellingen
3 102.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De systeemsensor dekt een zone van
ong. 3 meter aan beide zijden van de
auto. De zone begint bij de buiten‐
spiegel en strekt zich ong. 3 meter
naar achteren uit. De zone is onge‐
veer tussen de 0,5 meter en 2 meter
hoog, vanaf de grond.
De detectiezones blijven ongewijzigd
als de auto een aanhanger trekt.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Rijden en bediening
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Storing
Het kan soms voorkomen dat het sys‐
teem geen signaal afgeeft, bij natte
weersomstandigheden zal dit vaker
optreden.
Het blindehoeksysteem werkt niet als
de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige re‐
genval. Instructies voor reinigen
3 220.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het ge‐
bied achter de auto.
163