Parkeren
Voorzichtig
Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uitlaat‐
systeem kan het oppervlak ont‐
branden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek de
handrem aan zonder op de ont‐
grendelingsknop te drukken. Op
een aflopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelijker‐
tijd de rem in om de bedienings‐
kracht te verminderen.
Bij auto's met een elektrische hand‐
rem trekt u aan de schakelaar m.
■ Wanneer de auto vlak of op een op‐
lopende helling staat, dan voor het
uitschakelen van de ontsteking de
eerste versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Op een oplopende helling boven‐
dien de voorwielen van de stoep‐
rand wegdraaien.
Wanneer de auto vlak op een aflo‐
pende helling staat, dan voor het
uitschakelen van de ontsteking de
achteruitversnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten.
Bovendien de voorwielen naar de
stoeprand toedraaien.
■ Na een rit waarbij met hoge motor‐
toerentallen of met hoge motorbe‐
lasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca. 30 secon‐
den stationair laten draaien om de
turbolader te beschermen.
■ De motor afzetten. Contactsleutel
naar stand 0 draaien en eruit trek‐
ken. Draai aan het stuurwiel totdat
het vergrendelt.
Automatische versnellingsbak:
sleutel kan alleen eruit worden ge‐
trokken met keuzehendel in P.
■ Sluit de ruiten en de softtop.
Kort en bondig
■ Vergrendel de auto.
Activeer het alarmsysteem 3 27.
■ Na het uitschakelen van de motor
kunnen de koelventilatoren van de
motor werken 3 180.
Sleutels, sloten 3 20, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 179.
19