Baanspanningssystemen Elektronische baanspanningsbesturingseenheid PFEA 111/112, Gebruikershandleiding
Paragraaf 6.8 Waarschuwingen en fouten die gedetecteerd worden door de elektronische baanspanningsbesturing-
6.8 Waarschuwingen en fouten die gedetecteerd worden door de elektroni-
sche baanspanningsbesturingseenheid
6.8.1 Fouten
6.8.1.1 Fout in het flashgeheugen
6.8.1.2 Fout in het EEPROM-geheugen
6.8.1.3 Fout in de voeding
3BSE029380R0129 Rev C
•
Vervang de unit PFEA111/112.
•
Vervang de unit PFEA111/112.
IP 20-uitvoering (niet waterdicht)
Als de unit PFEA 111/112 aangesloten is op de voedingsbron 24 V DC, moet de spanning tus-
sen de klemmen X1:1 en X1:2 tussen 18 en 36 V liggen.
•
Als de elektrische spanning lager is dan 18 V:
–
Controleer de nominale spanning van de voedingsbron. De nominale spanning moet
tussen 18 en 36 V DC zijn.
–
Controleer dat de voedingsbron voldoende capaciteit heeft. Controleer de eisen die
aan de voeding gesteld worden in Paragraaf 2.8.2 Voeding SD83x.
•
Als de voedingsbron voldoende capaciteit heeft, controleert u de bedrading en de weer-
stand van de kabel tussen de unit PFEA 111/112 en de voedingsbron.
•
Als de voedingsbron en de kabels in goede toestand verkeren, is het mogelijk dat de elek-
tronische baanspanningsbesturingseenheid defect is.
Vervang de unit PFEA111/112.
IP 65-uitvoering (NEMA 4):
•
Controleer de netspanning op de klemmen X9:1 en X9:2.
De spanning van de netstroomaansluiting moet als volgt zijn:
Tussen 85 en 264 V AC (tussen 100 V -15 % en 240 V +10 %)
Frequentiebereik: Tussen 0 en 65 Hz
6-7