Baanspanningssystemen Elektronische baanspanningsbesturingseenheid PFEA 111/112, Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2 Installatie
2.4.3 Aarding
invoer
versterker
2-8
Voor een probleemloze werking moet de aarding zorgvuldig uitgevoerd worden, waarbij u reke-
ning dient te houden met het volgende:
•
Indien er meer dan 0,1 m (4 inch) kabel zonder afscherming is, moeten de individuele
paren voedings- en signaalkabels afzonderlijk getwist worden.
•
De externe aardingkabel moet aangesloten worden op één van de schroefklemmen van de
koperen aardrail.
•
Alle kabelschermen moeten aangesloten worden op de koperen aardrail en de lengte van
de aardlitze mag niet langer zijn dan 50 mm (2 inch).
De kabelschermen mogen slechts aan één zijde geaard zijn.
•
Omdat de signaalaarding van het meetsysteem is aangesloten op de chassisaarding van de
elektronische besturingseenheid, moet de ingang van een bovenliggend systeem aangeslo-
ten op het besturingssysteem niet geaard worden. De beste manier van aansluiten van een
meetsysteem met een bovenliggende systeem, voor een optimale werking, wordt aange-
duid in
Afbeelding 2-7
Afbeelding 2-7. Aansluiting op een bovenliggend systeem met een geïsoleerde of differentiële
Afbeelding 2-8. Aansluiting op een bovenliggend systeem door middel van een afzonderlijke isolatie-
OPMERKING
en
Afbeelding
2-7.
PFEA111/112
0 V
PFEA111/112
0 V
+
-
0 V
+
+
-
0 V
3BSE029380R0129 Rev C