Baanspanningssystemen Elektronische baanspanningsbesturingseenheid PFEA 111/112, Gebruikershandleiding
3BSE029380R0129 Rev C
•
De maximaal toelaatbare weerstand van het bekrachtigingscircuit wordt getoond in
2-1...
Voordat de installatie in gebruik genomen wordt, moet de kabelweerstand van het bekrach-
tigingscircuit van de krachtopnemers gemeten worden.
Tabel 2-1. Maximaal toelaatbare weerstand kabel
Krachtopnemer
PFCL 301E
PFTL 301E
PFRL 101
PFTL 101
PFCL 201
PFTL 201
•
Sluit geen kabels met massieve kern aan op de aansluitklemmen. Sluit flexibele kabels
direct op de aansluitklemmen aan, zonder pennen.
•
De kabel van de krachtopnemer moet een stevige kabel met vier aders zijn, zie ook
Afbeelding 2-2
Gebruik de diagonale paren voor de signaal- en de bekrachtingscircuits.
C
Signaal
D
Afbeelding 2-2. Lay-out van de kabeladers in de krachtopnemerkabel
•
Het signaal en de bekrachtiging moeten tussen de klemmenkast en de elektronische bestu-
ringseenheid door afzonderlijke kabels geleid worden. Voorbeeld: een kabel van 2 × 2,5
2
mm
voor bekrachtiging en een afschermde kabel van 2 × 2 × 0,5 mm
paren voor de meetsignalen.
•
De kabel voor het synchroniseren van twee of meerdere elektronische besturingseenheden
is een afgeschermde kabel of een kabel met getwiste aderparen..
•
De signaalkabel tussen de elektronische besturingseenheid en de instrumenten, of de pro-
cesapparatuur, moet een afgeschermde 0,5 mm
•
De afscherming van de kabels moet aangesloten worden aan de koperen aardrail. De maxi-
male lengte van de afscherming is 50 mm.
•
De aarde van de voedingkabel moet aangesloten worden op de koperen aardrail.
Paragraaf 2.4.1 Keuze en plaatsing bedrading
Maximaal toelaatbare weerstand kabel
5
5
5
5
5
5
A
Bekrachtiging van de krachtopnemer
B
2
kabel zijn.
Tabel
2
met getwiste ader-
2-3