Elektrische aansluitingen
Membraanstang door veerkracht in-
gaand FE:
Veiligheidspositie "ventiel open"
(bij doorgangs- en hoekventielen)
De benodigde voedingsdruk bij dichtsluiten-
de ventielen wordt door schatting uit de
maximale steldruk pst
⋅ π ⋅ ∆ p
d
2
pst
= F +
max
4 ⋅ A
d = zittingdiameter [cm]
∆p = verschildruk over ventiel [bar]
A = aandrijfoppervlak [cm
F
= Nom. signaalbereik-eindwaarde
aandrijving
Wanneer er geen gegevens bekend zijn
wordt als volgt te werk gegaan:
Benodigde voedingsdruk =
nom. signaalbereik-eindwaarde + 1 bar
Voedingsdruk
Na het wegklappen van de afdekplaat kan
de drukregelaar (9) traploos worden inge-
steld. Bij de linkeraanslag van de insteller
worden steldrukken voor veerbereiken tot
2,5 bar en bij de rechteraanslag tot 6,0 bar
ingeregeld.
Wanneer de steldruk een bepaalde waarde
niet mag overschrijden, dan kan de grens-
waarde met behulp van een steldrukmano-
meter (toebehoren) worden ingeregeld.
26
EB 8355-1 NL
bepaald:
max
[bar]
2
]
3.2 Elektrische aansluitingen
Bij de elektrische installatie moeten
de geldende elektrotechnische voor-
schriften en de nationale veiligheids-
voorschriften worden aangehouden.
Voor de montage en installatie in ex-
plosiegevaarlijke omgeving geldt de
EN 60079-14: 1997; VDE 0165
deel 1/8.98 .
Voor de aansluitingen van de intrin-
siekveilige circuits gelden de specifi-
caties uit de conformiteitsverklaring.
Opgelet!Verwisselen van de elektri-
sche aansluitingen kan tot opheffing
van de explosieveiligheid leiden!
Afhankelijk van de uitvoering is de klep-
standsteller uitgerust met inductieve eind-
schakelaars en/of een magneetventiel.
Uitvoeringen met standmelders kunnen niet
met deze toebehoren worden uitgerust.
De standmelder is in 2-draadstechniek uitge-
voerd. De voedingsspanning is over het al-
gemeen 24 V DC. De spanning direct op de
aansluitklemmen van de klepstandterugmel-
ding mag, rekening houdend met de kabel-
weerstanden, tussen min. 12 en max. 45
VDC liggen.
Het aansluitschema is vermeld in figuur 11
resp. op de klemmenstrook.