Het is het beste om de aanpassing uit te voeren op de plaats waar de opname
moet worden gemaakt. Dat komt de precisie van de aanpassing ten goede.
Als u bij instelling 2 gebruikmaakt van een extender, wordt de
aanpassing vastgelegd voor de combinatie van lens en extender.
De vastgelegde AF-fijnafstelling blijft behouden, ook als u de functie voor het
wissen van alle persoonlijke voorkeuze-instellingen gebruikt (pag. 172).
De instelling zelf krijgt dan echter de waarde [0: Uitschakelen].
C.Fn IV: Bediening/Overig
C.Fn IV -1
0: Meten+AF start
1: Meten+AF start/stop
Tijdens automatisch scherpstellen kunt u op de knop <p> drukken
om het automatisch scherpstellen af te breken.
2: Start meten/Meten+AF start
Dit komt van pas als een voorwerp herhaaldelijk beweegt en weer
stilstaat. In de modus AI Servo AF kunt u op de knop <p> drukken
om het voortdurend automatisch scherpstellen te starten of te stoppen.
De belichting wordt ingesteld op het moment dat de opname wordt
gemaakt. Zo weet u zeker dat de scherpstelling en de belichting steeds
optimaal zijn terwijl u op het beslissende moment wacht.
3: AE-vergrendeling/Meten+AF start
Dit komt van pas als u wilt meten en scherpstellen op verschillende
delen van de opname. Druk op de knop <p> om te meten en
automatisch scherp te stellen en druk de ontspanknop half in om de
automatische belichting te vergrendelen.
4: Meten + AF start/uitschakelen
De knop <p> is niet actief.
C.Fn IV -2
0: Deactiveren
1: Activeren
De functies van de knoppen <p> en <A/y> worden verwisseld.
Druk, als 1 is ingesteld, op de knop <p> om de opname-index weer te
geven of de beeldweergave te verkleinen.
Ontspanknop/AF-Aan knop
AF-AAN/AE-vergrendelingsknop
3 Persoonlijke voorkeuze-instellingenN
181