2.
De batterijlader detecteert automatisch de aanwezigheid van een AutoPulse-batterij.
3.
De status van de batterijlader wordt aangegeven op het bedieningspaneel (zie Figuur 4-2).
Figure 4-2
Bedieningspaneel batterijlader
4.
Als dat nodig is, voert de batterijlader automatisch een testcyclus uit. U kunt handmatig een
testcyclus uitvoeren voor een batterij door simpelweg op de knop Start Test (Test starten) van
de batterijlader te drukken terwijl de batterijlader zich in de oplaadmodus bevindt.
Opmerking:
Verwijder een batterij pas uit de batterijlader nadat het opladen is voltooid. Als u dat
niet doet, vermindert de gebruiksduur van de batterij.
Opmerking:
Verwijder een batterij niet tijdens een testcyclus, omdat anders de gebruiksduur
van de batterij onbekend is. Als een batterij wordt verwijderd tijdens een testcyclus,
bestaat de kans dat de batterijlader automatisch een testcyclus start de volgende keer
dat er een batterij in wordt geplaatst.
5.
Verwijder de batterij uit de batterijlader door de batterij beet te pakken terwijl u de vingerklem
indrukt om de vergrendeling uit te schakelen. Trek de batterij recht naar buiten totdat deze volledig
uit het oplaadvak is verwijderd.
Opmerking:
Pas opgeladen batterijen kunnen warm aanvoelen. Dit is normaal.
4.2
Het AutoPulse-platform reinigen
1.
Verwijder de LifeBand en voer deze af.
2.
Veeg alle oppervlakken van het AutoPulse-platform af met een desinfecterend of bacteriedodend
middel om alle vuil te verwijderen. Controleer of de ventilatieopeningen niet zijn geblokkeerd door
vreemde materie.
Voorzichtig:
Dompel de AutoPulse niet onder in vloeistof.
3.
Zorg ervoor dat de AutoPulse droog is voordat u hem opbergt.
Pagina 4-2
Gebruikershandleiding
P/N 11440-004 Rev. 2