6.6
Een programma beëindigen
Programma's zoals het verpakkingsprogramma of het pompreinigingsprogramma kunnen op elk
moment gestopt worden.
1.
Stop het programma.
10-programmabesturing
ACS
Het programma wordt gestopt en de vacuümkamer wordt belucht.
6.7
Programma-instellingen wijzigen
6.7.1
10-programmabesturing
Er zijn 10 programma's beschikbaar. Programma's 1 – 9 kunnen door de gebruiker worden
aangepast. Programma 0 is alleen bedoeld voor servicedoeleinden. Deze sectie beschrijft de
eenheden en grenzen van de parameters en hoe parameters aangepast kunnen worden.
Zie Bedieningselementen van de 10-programmabesturing op pagina 24 voor een overzicht van
de bedieningselementen van de 10-programmabesturing.
1.
Druk op de toets PROG 0 – 9 om het te wijzigen programma te selecteren.
2.
Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren.
Het functiedisplay gaat knipperen.
3.
Blader met de cursortoets naar de gewenste parameter.
De led vóór de functie licht op bij de geselecteerde functie.
4.
Druk op de toets – / STOP en de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
5.
Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren.
Het functiedisplay stopt met knipperen.
6.7.1.1
Vacuüm
Tijdens de cyclus wordt de lucht uit de kamer verwijderd tot de ingestelde tijd of druk bereikt is,
afhankelijk van de gekozen uitvoering (tijdgestuurd of sensorgestuurd).
1.
Druk op de toets PROG 0 – 9 om het programma te selecteren waarvoor u de Vacuüm-optie
wilt instellen.
2.
Druk op de toets REPROG om de programmeermodus te selecteren.
Het functiedisplay gaat knipperen.
3.
Blader met de cursortoets naar de parameter Vacuüm.
De led vóór de functie licht op bij de geselecteerde functie.
4.
Druk op de toets – / STOP of de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
5.
Druk op de toets REPROG om de nieuwe parameter te activeren.
Het functiedisplay stopt met knipperen.
Druk op de toets – / STOP.
Druk op de toets STOP.
Werking Boxer, Lynx en Toucan
32