Inhoudsopgave
Advertenties
34.7.2 Een methode testen
Wanneer u de hulpprogramma's hebt geconfigureerd, kunt u de methode testen.
1
Selecteer de methode.
2
Selecteer Execute (Uitvoeren).
3
Selecteer de methode. Als de methode juist wordt uitgevoerd, kunt u de resultaten weergeven door een
van de uitvoerparameters te selecteren. Als het resultaat juist is, is de methode dus op de juiste manier
geconfigureerd en worden de juiste hulpprogramma's gebruikt.
4
Selecteer een hulpprogramma. De eerste invoer en uitvoer worden automatisch geselecteerd. U kunt
alle resultaten van een hulpprogramma bekijken en controleren door een willekeurige andere
uitvoerparameter te selecteren. Mocht het zijn dat een hulpprogramma niet de juiste resultaten
produceert, dan kunt u de instellingen van het betreffende hulpprogramma wijzigen.
In het geval dat de methode niet juist is geconfigureerd, wordt een foutmelding weergegeven. Bij de
configuratie kunnen de volgende problemen optreden:
• een invoerparameter is onjuist gekoppeld
• er is een niet-compatibele invoer of uitvoer gekoppeld
Het hulpprogramma dat de fout heeft veroorzaakt, wordt rood omlijnd zodat u eenvoudig kunt zien waar
het probleem zit.
OPMERKING
Als na een test het gewenste resultaat wordt weergegeven,
houdt dit niet meteen in dat hetzelfde resultaat kan worden
behaald voor elke afbeelding die met deze methode wordt
geanalyseerd. U dient dus verschillende afbeeldingen te testen
om te controleren of de methode consistent is.
34-Vision Toolbox
34-303
Advertenties
Inhoudsopgave
