2
Geef een code op of wijzig de bestaande code. De monstertypecode dient hetzelfde te zijn als het
monstertype in het LI(M)S.
3
Geef een beschrijving op of wijzig de bestaande beschrijving.
4
Gebruik de selectievakjes om de monstergroepen uit de lijst toe te voegen. U kunt meerdere
monstergroepen koppelen aan een monstertype.
5
Selecteer OK.
25.9.2 Monstertypes verwijderen
1
Selecteer in de lijst het monstertype dat u wilt verwijderen.
2
Selecteer Delete (Verwijderen).
25.10 Een analyseset configureren
Selecteer in het hoofdmenu Analysis Set (Analyseset).
25.10.1 Analysesets toevoegen of bewerken
1
Selecteer Add (Toevoegen) om een analyseset toe te voegen of selecteer een analyseset in de lijst en
selecteer vervolgens Edit (Bewerken) om de gegevens te bewerken.
2
Wanneer u een nieuwe analyseset toevoegt, voert u de code in. De code moet uniek zijn en moet het
mediatype, het incubatietype en de incubatietijd omvatten zodat de code makkelijk herkend kan
worden. Voorbeeld: BAP_35C_CO2_2D. De code mag maximaal 20 tekens bevatten. De analysesetcode
is niet gekoppeld aan het LI(M)S. Wanneer u een analyseset bewerkt, kunt u de code niet wijzigen.
3
Geef een beschrijving op of wijzig de bestaande beschrijving.
4
Selecteer een houdertype in het vervolgkeuzemenu. De opties voor houdertypes worden
voorgedefinieerd tijdens het installeren van de database en kunnen variëren, afhankelijk van uw
database. Als het houdertype objectglaasje is geselecteerd, wordt het veld Re-aspiration Volume
(Opnieuw opgezogen volume) actief. Gebruik dit veld om het vereiste volume te selecteren dat moet
worden opgezogen nadat een objectglaasje is geïnoculeerd.
OPMERKING
Er wordt een waarschuwing weergegeven als u probeert om
een monstertype te verwijderen dat is gekoppeld aan een
monstergroep. Schakel eerst de monstergroep uit en verwijder
vervolgens het gewenste monstertype.
25-Databaseconfiguratie
25-203