27
Sortering bij de stapelaars
Schalen die verder verwerkt moeten worden buiten de TLA-oplossing, of schalen die kunnen worden
weggegooid, worden doorgaans doorgestuurd naar een uitvoerstapelaar, zodat ze gemakkelijk kunnen
worden opgepikt door een technicus.
Uitvoerstapelaars kunnen worden geconfigureerd voor het oppikken van:
• schalen met identieke kwalificatie voor verdere verwerking door een gespecialiseerde technicus
• schalen met identieke incubatietype voor incubatie in een incubator die niet is verbonden met de TLA-
transportband
• schalen met identieke externe werkstation voor verdere verwerking op een werkstation dat niet is verbonden
met de TLA-transportband
• schalen die kunnen worden weggegooid
• platen die een fout hebben veroorzaakt
Een TLA-oplossing heeft vier uitvoerstapelaars voor elke ReadA Compact. Deze uitvoerstapelaars worden
geconfigureerd in de ProceedA-toepassing. Daarnaast is er een uitvoerstapelaar aan het eind van de
bovenste ProceedA die standaard is geconfigureerd als een foutstapelaar.
27.1 Uitvoerstapelaars toewijzen
Als u een ReadA Compact-stapelaar wilt configureren:
1
Open op het ProceedA-werkstation de DB Manager-toepassing.
2
Selecteer in het linkermenu Workstations (Werkstations).
3
Selecteer in het linkerdeelvenster de + links van ProceedA om de ProceedA-modules weer te geven.
4
Selecteer in het linkerdeelvenster de + links van ModularPart om de submodules weer te geven.
5
Selecteer in het linkerdeelvenster de stapelaar die u wilt configureren. De eerste ReadA Compact die is
verbonden met de TLA-transportband wordt SelectA, de tweede ReadA Compact wordt SelectA2, etc.
De stapelaars worden aangemerkt als stapelaar1, stapelaar2, etc. Als u bijvoorbeeld de eerste
stapelaar van de eerste ReadA Compact wilt configureren, selecteert u SelectAstacker1
(SelectAstapelaar1).
6
In het rechterdeelvenster
• selecteert u het tabblad Skills (Kwalificaties) om een kwalificatie toe te wijzen aan de stapelaar,
vinkt u vervolgens de gewenste kwalificatie aan, of
• selecteert u het tabblad Skills (Kwalificaties) om de stapelaar aan te wijzen als een foutstapelaar,
een afvalstapelaar of een voorgedefinieerde externe-werkstationstapelaar, of
• selecteert u het tabblad Incubation Type (Incubatietype) om een incubatietype toe te wijzen aan de
stapelaar en vinkt u vervolgens het gewenste incubatietype aan.
7
Sluit DB Manager af.
27-229