15.3.2. Mogelijke comfortinstellingen
Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden
geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de
inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te
bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk te veranderen om zo
de gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Krachtig
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is
toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddel-
temperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te
bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen.
Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen.
Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het
systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de
bovenstaande bedrijfsstand.
De krachtige comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De krachtige comfortinstelling activeren voor verwarmen:
wijzig lokale instelling [2-82]=3.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Snel
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is
toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddel-
temperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te
bereiken. Overshoot is toegestaan vanaf het opstarten.
Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het
systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de
bovenstaande bedrijfsstand.
De snelle comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De snelle comfortinstelling activeren voor verwarmen: wijzig
lokale instelling [2-82]=2.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Gematigd
Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is
toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddel-
temperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te
bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het
opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de
bedrijfsstand hierboven.
Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van
de situatie, tijdelijk tot 6°C dalen.
Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk
van de situatie, tijdelijk tot 46°C stijgen.
Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het
systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de
bovenstaande bedrijfsstand.
De omstandigheden van het opstarten verschillen van die van
de krachtige en snelle comfortinstelling.
De gematigde comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De gematigde comfortinstelling activeren voor verwarmen:
wijzig lokale instelling [2-82]=1.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
42
Eco
De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele
streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden
zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
De gematigde comfortinstelling activeren voor koelen: wijzig
lokale instelling [2-81]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-8].
De gematigde comfortinstelling activeren voor verwarmen:
wijzig lokale instelling [2-82]=0.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling
[2-9].
RXYQQ8~20T7Y1B
VRV IV-Systeem airconditioner
4P345099-3C – 2015.02