12.7.2. Aansluiting van bedrading op klemmen
Transmissiebedrading in buitenunit
1
2
L1
L2
L3
N
1 Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp
van lokaal voorzien bevestigingsmateriaal
2 Bedrading tussen units (binnenunit-buitenunit)
(F1/F2 links)
3 Interne transmissiebedrading (Q1/Q2)
4 Plastic beugel
5 Lokaal geleverde klemmen
Bevestig de draden met zorg aan de klemmenstrook.
Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalmoment van de klemmen
van de transmissiebedrading.
Schroefmaat
M3.5 (A1P)
Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de
transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem onklaar
raken.
Kijk uit met de polariteit van de transmissiekabel.
Voeding
Klem de voedingskabel met lokaal voorziene klemmen vast op de
plastic beugel.
De groen en geel gestreepte draad mag alleen worden gebruikt voor
de aarding (zie de afbeelding hierna).
RXYQQ8~12
3
2
4
1
RXYQQ14~20
1
3
2
4
1 Voeding (380~415 V - 3N~ 50Hz)
2 Zekering
3 Aardlekbeveiliging
4 Aardingskabel
5 Voedingsklemmenstrook
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
28
3
2
3
5
4
5
4
4
5
Aanhaalmoment (N•m)
0,80~0,96
6 Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
7 Aardingskabel (GRN/YLW)
8 Bevestig de voedingskabel met een lokaal voorziene klem
op de plastic beugel om te voorkomen dat er externe
krachten op de aansluitklem worden uitgeoefend.
5
9 Klem (lokaal voorzien)
4
10 Schotelring
11 Draai de aardingskabel rond de klem wanneer u hem
aansluit.
INFORMATIE
Installatie en routering bij gebruik van de keuzeschakelaar
koelen/verwarmen: zie de montagehandleiding van de
keuzeschakelaar koelen/verwarmen.
AANDACHT
Houd de aardingskabels op minstens 25 mm van de
stroomdraden van de compressor. Anders kunnen
andere units die op dezelfde aarding zijn aangesloten
slecht werken.
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de
aarding vóór de stroomvoerende draden worden
aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel
moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding
worden losgemaakt. De lengte van de geleiders
tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de
klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroom-
voerende geleiders strak zitten vóór de aardings-
geleider als de voedingskabel wordt losgetrokken van
de trekontlasting.
AANDACHT
Voorzorgsmaatregelen
voedingskabels:
Sluit geen kabels met een verschillende dikte aan op
de voedingsklemmenstrook (loshangende voedings-
kabels kunnen abnormaal warm worden).
Ga bij het aansluiten van draden met eenzelfde dikte
te werk zoals hieronder afgebeeld.
Gebruik voor de bedrading de aangegeven stroom-
draad en sluit hem stevig aan; maak dan vast om druk
van buitenuit op de klemmenstrook te voorkomen.
Draai de klemschroeven vast met een geschikte
5
schroevendraaier. Een schroevendraaier met een
kleine kop beschadigt de schroefkop en maakt
6
degelijk vastzetten onmogelijk.
7
Als klemschroeven te vast worden aangespannen,
10
dreigen ze te breken.
11
Zie de onderstaande tabel voor het aanhaalmoment
8
9
van de klemschroeven.
5
M8 (voedingsklemmenstrook)
M8 (aarding)
6
M3 (klemmenstrook voor bedrading tussen
units)
7
10
11
AANDACHT
8
9
Aanbevelingen bij het aansluiten van de aarding
Leg de aardingsdraad zodanig dat hij door de uitsparing in
de schotelring loopt. (Een slechte aardingsaansluiting kan
resulteren in een slechtwerkende aarding.)
bij
het
installeren
Aanhaalmoment (N•m)
0,8~0,97
VRV IV-Systeem airconditioner
4P345099-3C – 2015.02
van
5,5~7,3
RXYQQ8~20T7Y1B