6.
Druk op [ ] of [ ] om de doel-SSID te selecteren en druk vervolgens op de [Volgende]-
knop.
Als u de doel-SSID niet kunt vinden, controleer dan of het apparaat is ingeschakeld.
Wanneer u de SSID wilt invoeren, selecteert u [SSID] en drukt u op de knop [Volgende].
Het SSID-invoerscherm wordt weergegeven. Voer de SSID met de cijfertoetsen in en druk dan op
de knop [Volgende].
7.
Druk op [ ] of [ ] om de verificatiemethode te selecteren. Druk vervolgens op de knop
[[Volgende].
Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt.
8.
Druk op [ ] of [ ] om een coderingsmethode te selecteren. Druk vervolgens op de knop
[Volgende].
Selecteer dezelfde methode als die door de router of het toegangspunt wordt gebruikt.
9.
Voer de coderingssleutel en de ID met de cijfertoetsen in en druk vervolgens op de knop
[Verbind.].
• De ID wordt gebruikt om de coderingssleutel te identificeren. U kunt vier coderingssleutels (ID
1 t/m 4) registreren.
10.
Druk op [Ja].
Wacht even. Als "Verbonden" wordt weergegeven, is de instelling voltooid.
Ad hoc modus
In dit gedeelte wordt de procedure uitgelegd om rechtstreeks verbinding te maken met apparaten met
draadloos LAN, zoals een laptop (peer-to-peer).
• In een ad-hocnetwerk moet aan elk apparaat handmatig een IP-adres voor TCP/IP worden
toegewezen als er geen DHCP-server is.
• In de ad-hocmodus worden alleen Open systeem of WEP-codering ondersteund. WPA2-PSK-
verificatie wordt niet ondersteund.
1.
Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
2.
Druk op [ ] of [ ] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-
knop.
Als u om een wachtwoord wordt gevraagd, voer het wachtwoord dan met de cijfertoetsen in en
druk vervolgens op de [OK]-knop.
3.
Druk op [ ] of [ ] om [WiFi] te selecteren en druk vervolgens op de [OK]-knop.
Netwerkinstellingen
171