6. Een fax verzenden en ontvangen
Voor meer informatie over het bewerken van een faxvoorblad raadpleegt u Pag.132 "Een voor-/
achterblad van een fax bewerken".
6.
Klik op [Verzenden].
• Zie de Help-functie van het LAN-faxstuurprogramma voor meer informatie.
• Een faxnummer mag uit de volgende tekens bestaan: 0 tot en met 9, "P" (pauze), " ", " ", "-" en
spatie.
• Voer indien nodig een pauze in in het faxnummer. Het apparaat pauzeert kort voordat het de
cijfers na de pauze kiest. U kunt de pauzetijd bepalen via de instelling [Pauzetijd] onder de
instellingen voor het versturen van faxen. Voor meer informatie over [Pauzetijd], zie Pag.147
"Instellingen van de eigenschappen voor het versturen van faxen".
• Om toondiensten op een pulslijn te gebruiken, voert u een " " in het faxnummer in. Met " "
schakelt u tijdelijk van puls naar kiestoon.
• Voor het verwijderen van een ingevoerde bestemming, selecteert u de bestemming in
[Bestemmingslijst:] en klikt u op [Verwijder van lijst].
• U kunt het faxnummer dat u heeft ingevoerd, opslaan op het tabblad [Geef de bestemming op] in
het LAN-fax adresboek. Klik op [Sla op in Adresboek] om het dialoogvenster te openen voor het
registreren van een bestemming.
Een fax annuleren
U kunt het versturen van een fax annuleren door het bedieningspaneel van het apparaat of uw
computer te gebruiken, afhankelijk van de status van de taak.
Annuleren op het moment dat het apparaat een fax ontvangt van de computer
Als het apparaat door meerdere computers gedeeld wordt, moet u er op letten dat u niet per
ongeluk de fax van een andere gebruiker annuleert.
1.
Dubbelklik op het printerpictogram in de taakbalk van uw computer.
2.
Selecteer de afdruktaak die u wilt annuleren en klik vervolgens op [Annuleren] in het
menu [Document].
3.
Klik op [Ja].
Annuleren tijdens het versturen van een fax
Annuleer de fax via het bedieningspaneel.
128