3.5.1
Machine parkeren
•
Parkeer de machine alleen met lege voorraadbak op een horizontale, stevige ondergrond.
•
Als de machine alleen (zonder tractor) wordt geparkeerd, open dan de doseerschuiven volledig.
Terughaalveren van de enkelvoudig werkende schuifbediening worden ontspannen.
3.5.2
De machine vullen
•
Vul de machine alleen wanneer de machine aan een tractor is gemonteerd resp. aangehangen
(afhankelijk van de machine).
•
Vul de machine alleen bij stilstaande motor van de tractor. Verwijder de contactsleutel om te
voorkomen dat de motor gestart kan worden.
•
Zorg ervoor dat er voldoende vrije ruimte is aan de vulzijde.
•
Gebruik geschikte hulpmiddelen voor het vullen (bijv. laadschop, transportschroef).
•
Vul de machine maximaal tot randhoogte. Controleer het vulpeil.
•
Gebruik de machine alleen met gesloten beschermroosters. U voorkomt zo storingen tijdens het
strooien door klonterend strooigoed of door vreemde voorwerpen.
3.5.3
Controles vóór de inbedrijfstelling
Controleer vóór de eerste en iedere verdere inbedrijfstelling de machine op gebruiksveiligheid.
•
Zijn alle veiligheidsinrichtingen op de machine aanwezig en functioneren deze?
•
Zijn alle bevestigingsdelen en dragende verbindingen vast aangebracht en verkeren deze in
correcte staat?
•
Bevinden de strooischijven en hun bevestigingen zich in correcte toestand?
•
Zijn de beschermroosters in de voorraadbak gesloten en vergrendeld?
•
Ligt de testmaat van de vergrendeling op de juiste plaats volgens de voorschriften?
•
Bevinden zich geen personen in de gevarenzone van de machine?
•
Verkeert de aftakasbeveiliging in correcte staat?
3.5.4
Gevarenzone
Weggeslingerd strooimiddel kan leiden tot ernstig letsel (bijv. van de ogen).
Als men tussen de tractor en de machine gaat staan, bestaat ernstig tot dodelijk gevaar door
wegrollen van de tractor of door machinebewegingen.
De volgende afbeelding toont de gevarenzones van de machine.
MDS 8.2/14.2/18.2/20.2
5902921
3. Veiligheid
13