Werking:
De compressor draait altijd met het maximaal toelaatbare
●
toerental als de watertemperatuur lager is dan [Tset - 1.03]
(verwarmingsbedrijf) of hoger dan [Tset + 1.03] (koelbedrijf).
Wanneer de huidige temperatuur tussen [Tset - 1.03, Tset] ligt
●
(verwarmingsbedrijf) of [Tset, Tset + 1.03] (koelbedrijf), wordt
het toerental van de compressor aangepast in functie van het
totale verwarmingsvermogen en de verwarmingsbelasting van
het systeem.
Voorbeeld: In verwarmingsbedrijf is Tset = 48⁰C en 1.03 = 2⁰C. Dit
betekent dat de compressor op maximale snelheid draait om zo
snel mogelijk de temperatuur van 46 ⁰C te bereiken. Daarna wordt
het toerental van de compressor verlaagd.
Als de compressor met het laagste toelaatbare toerental werkt,
terwijl de watertemperatuur nog steeds hoger wordt dan [Tset +
1.01], wordt de warmtepomp stilgezet.
Opmerking
Hoe meer bufferend vermogen zich in het CV-systeem bevindt
des te kleiner kan 1.03 ingesteld worden.
Aanvoertemperatuur setpoint bij koelen
Met deze parameter kunt u de ideale aanvoertemperatuur voor
koelbedrijf instellen.
Stooklijn
Door deze functie aan te vinken geeft u aan de stooklijnfunctie te
willen gebruiken. De warmtepomp zal de ingestelde
aanvoertemperatuur maken bij de bijbehorende buitentemperatuur
(zie 1.06 tot 1.15).
Als u geen stooklijn wilt gebruiken, vink dan 1.05 niet aan;
vervolgens kunt u een vaste watertemperatuur in
verwarmingsbedrijf instellen met de parameter 1.19 "
Aanvoertemperatuur verwarmen (zonder stooklijn)".
Wanneer Stooklijn is aangevinkt, kunt u de gewenste stooklijn voor
de woning instellen met behulp van de parameter 1.06 tot en met
1.15.
1.06 Buitentemperatuur 1
1.07 Buitentemperatuur 2
1.08 Buitentemperatuur 3
1.09 Buitentemperatuur 4
1.10 Buitentemperatuur 5
1.11 Aanvoertemperatuur. A/Buitentemperatuur 1
1.12 Aanvoertemperatuur. B/Buitentemperatuur 2
1.13 Aanvoertemperatuur. C/Buitentemperatuur 3
1.14 Aanvoertemperatuur. D/Buitentemperatuur 4
1.15 Aanvoertemperatuur. E/Buitentemperatuur 5
Met de parameters 1.06 tot 1.10 kunt u vijf verschillende
buitentemperaturen instellen
Met de parameters 1.11 tot 1.15 kunt u voor deze vijf
buitentemperaturen vijf watertemperaturen instellen.
Vervolgens wordt er op basis van deze instellingen een stooklijn
bepaald en wordt geprobeerd de ingestelde watertemperatuur
automatisch te bereiken bij de dan geldende buitentemperatuur.
Tip
Bij het vaststellen van de stooklijn wordt uitgegaan van het
principe dat hoe lager de buitentemperatuur is, hoe hoger
aanvoer temperatuur moet zijn. Met behulp van de
stooklijnfunctie kan de warmtepomp een hogere
prestatiecoëfficiënt (COP) bereiken en tegelijkertijd en zo hoog
mogelijk comfort leveren. Houd er bij het instellen van de
stooklijn rekening mee dat bij alle temperaturen een
aanvoertemperatuur wordt gehanteert die er in resulteert dat
het toestel zijn minimale opbrengst af kan geven.
Opmerking
Aangezien het isolatieniveau per huis verschilt en
comfortbeleving persoonlijk is, is het mogelijk dat de door de
fabrikant ingestelde stooklijn voor u niet optimaal is.
U kunt de instellingen van de stooklijn aanpassen aan uw
behoeften.
Als de ruimte te snel opwarmt, kunt u de ingestelde
watertemperaturen verlagen (parameter 1.11 tot 1.15).
Als de ruimte niet snel genoeg op temperatuur komt, kunt u de
instellingen navenant verhogen.
Aanvoertemp. voor verwarmen (zonder stooklijn)
Als de stooklijnfunctie (parameter 1.05) niet is aangevinkt, kunt u
een vaste watertemperatuur in verwarmingsbedrijf instellen met
"Aanvoertemp. voor verwarmen (zonder stooklijn) ".
Minimale aanvoer temp. / Maximale aanvoer temp.
Met deze twee parameters kan de installateur het veilige
temperatuurbereik voor temperatuurzone 1 instellen.
De gebruiker kan binnen de grenzen van dit temperatuurbereik de
aanvoertemperatuur instellen.
73