2. Voorschriften
2.1. Normen en richtlijnen
ä
Waarschuwing!
De specificaties en instellingen van het apparaat voldoen
uitsluitend aan de normen en wetten van het land waarin het
apparaat wordt verkocht.
Toepassingen buiten dit land kunnen tot zeer gevaarlijke
situaties leiden!
De installateur en/of eigenaar dienen ervoor te zorgen dat de
gehele installatie voldoet aan alle nationale en lokale wetten en
voorschriften; en overige van toepassing zijnde documentatie van
de fabrikant.
Voor alle nationale en lokale wetten en voorschriften geldt dat
aanvullingen, wijzigingen of later van kracht geworden wetten en
voorschriften op het moment van installeren van toepassing zijn.
Na de installatie mogen er geen veiligheids-, gezondheids-, en
milieurisico's meer aanwezig zijn conform de CE-richtlijnen die
hierop van toepassing zijn. Dit geldt ook voor andere in de
installatie opgenomen producten.
2.2. F-gassen certificering
De regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen
koelinstallaties kent bepalingen voor bedrijven en personen die
werkzaamheden aan stationaire en grote mobiele koelinstallaties
verrichten. De regeling schrijft voor dat een bedrijfscertificaat
verplicht is voor bedrijven die koelinstallaties installeren en
onderhouden.
Het Besluit en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en
●
ozonlaagafbrekende stoffen geven uitvoering aan de verplichte
certificering van personen en bedrijven die handelingen
verrichten aan installaties waarin F-gassen (HFK's) of
ozonlaagafbrekende stoffen (HCFK's) zijn toegepast. De eisen
die aan bedrijven en personen worden gesteld staan
respectievelijk beschreven in de BRL100 (beoordelingsrichtlijn
voor het certificaat F-gassen voor ondernemingen) en de
BRL200 (beoordelingsrichtlijn voor het certificaat F-gassen
voor personen).
Het bezit van minimaal een persoonscertificaat F-gassen II is
●
verplicht wanneer een installateur een complete
warmtepompinstallatie in bedrijf stelt of
reparatiewerkzaamheden verricht aan de gashoudende
onderdelen.
ä
Let op!
Voor onderhoud of reparatie van het koudemiddelcircuit van de
HP-S moet de installateur beschikken over een geldig F-gassen
bedrijfscertificaat.
2.3. Installatieruimte
Houd bij de plaatsing van de warmtepomp rekening met het
volgende:
Trillingen die de warmtepomp produceert kunnen doorgegeven
●
worden aan de muur of aan de leidingen van de installatie. Deze
trillingen kunnen voor geluids- of trillingsoverlast in de woning
zorgen.
Om geluidsklachten te voorkomen, raadt Itho Daalderop het
volgende aan:
-
Installeer de warmtepomp in een gesloten installatieruimte
met geluidsisolerende eigenschappen (waar het systeem zo
weinig mogelijk geluidsoverlast kan veroorzaken);
-
De deur van de installatieruimte moet rondom een goede
afsluiting hebben om de uitstraling van geluid zo veel
mogelijk te beperken;
-
De muur van de installatieruimte heeft voldoende
draagvermogen om het gewicht van de warmtepomp,
inclusief het gevulde voorraadvat, te dragen en voldoende
massa om trillingen te dempen;
-
Zorg voor aanvullende bouwkundige maatregelen wanneer
de geluidsisolatie en trillingsdemping van de warmtepomp
zelf onvoldoende is.
De installatieruimte binnen is vorstvrij.
●
De installatieruimte is voorzien van:
●
-
een lichtpunt;
-
een wateraansluiting;
-
een aansluiting op de binnenriolering, voor aansluiten van
expansiewater en afvoer;
-
een wandcontactdoos ~230V-50Hz voor randaardestekker
of ~400V-50Hz voor CEE-stekker 5-polig (afhankelijk van
het type warmtepomp), binnen 1 meter van de
warmtepomp;
-
een wandcontactdoos ~230V-50Hz, voor servicedoeleinden.
Zorg dat de stekker van het netsnoer altijd bereikbaar blijft.
●
Zorg voor voldoende ruimte rondom de warmtepomp voor
●
service en onderhoud.
7