4.8. Aansluiten veiligheidsventielset
a) Installeer de veiligheidsventielset op de connector aan de
bovenkant van het binnendeel.
b) Sluit de afvoerslang aan op de uitlaat van het veiligheidsventiel
(A).
B
c) Voer de afvoerslang door het gat aan de bovenkant van de
warmtepomp (B).
d) Voer de slang door het toestel en voer de slang aan de
onderkant van het toestel naar buiten. (C)
e) Sluit de afvoerslang aan op het riool.
A
C
4.9. Proefdraaien
ä
Let op!
Vul en ontlucht het CV- en tapwatersysteem voordat u in bedrijf
stelt.
Vóór inbedrijfstelling
Voordat u de warmtepomp start, moet u een aantal controles
uitvoeren op de installatie om zeker te stellen dat het apparaat
onder de best mogelijke omstandigheden werkt. De onderstaande
lijst is niet volledig en moet worden beschouwd als richtlijn:
Controleer of de ventilator (buitendeel) onbelemmerd draait.
●
Inspecteer de stromingsrichting in alle waterleidingen.
●
Controleer alle systeemleidingen op hun werking volgens de
●
installatievoorschriften.
Controleer de voedingsspanning van de warmtepomp en zorg
●
ervoor dat deze binnen de toegestane grenzen blijft.
Controleer of de warmtepomp naar behoren geaard is.
●
Controleer of de beschermingsmiddelen, stroomonderbrekers
●
en werkschakelaars aanwezig zijn.
Controleer of alle elektrische aansluitingen goed vastzitten.
●
Controleer alle koelleidingen op lekken.
●
Opmerking
Als alle bovenstaande punten in orde zijn, kunt u de
warmtepomp in werking stellen. Laat de unit alleen in bedrijf
stellen door een erkend installateur.
Inbedrijfstellingsprocedure
Wanneer de installatie van de warmtepomp voltooid is, de
●
waterleidingen naar behoren zijn aangesloten, de installatie is
ontlucht, de juiste instellingen zijn gedaan en er geen lekken of
andere problemen zijn, kan de warmtepomp in werking worden
gesteld.
Schakel de warmtepomp in en druk op de AAN/UIT-knop op het
●
bedieningspaneel. Controleer de installatie op ongewone
geluiden of trillingen.
Als de warmtepomp gedurende 10 minuten naar behoren en
●
zonder problemen werkt, is de inbedrijfstellingsprocedure
voltooid. Als dat niet het geval is, probeert u de problemen op te
lossen aan de hand van de informatie in hoofdstuk
"Onderhoud".
Opmerking
Het is raadzaam de verwarmings- of warmwaterstand niet te
gebruiken bij een buitentemperatuur van meer dan 32 ℃.
Anders wordt mogelijk de beschermingsstand geactiveerd.
33