6.4. Menustructuur-Temperatuurzone 1
Temperatuurzone
®
1
∆T uitschakelen verwarmen/koelen
Met deze functie stelt u de aanvoertemperatuur in waarop de
warmtepomp stopt in verwarmingsbedrijf.
De warmtepomp stopt wanneer [Tset + 1.01] wordt bereikt in
verwarmingsbedrijf, resp. [Tset - 1.01] in koelbedrijf.
Voorbeeld: u stelt "∆T uitschakelen verwarmen/koelen" in op 2.
Voor verwarmingsbedrijf is Tset 27⁰C (dit is een
aanvoertemperatuur). Voor koelbedrijf is Tset 18⁰C.
In verwarmingsbedrijf stopt de warmtepomp met verwarmen als
een aanvoertemperatuur bereikt wordt van Tset + 1.01
29⁰C.
In koelbedrijf stopt de warmtepomp met koelen als een
aanvoertemperatuur bereikt wordt van Tset - 1.01
∆T herstart verwarmen/koelen
Via deze parameter stelt u de temperatuur in waarbij de
warmtepomp wordt herstart. De warmtepomp start wanneer de
aanvoertemperatuur zakt onder [Tset - 1.02] in verwarmingsbedrijf,
resp. stijgt boven [Tset + 1.02] in koelbedrijf.
72
1.01
dT Uitschakelen verwarmen/koelen (instellen)
1.02
dT herstart verwarmen/koelen (instellen)
1.03
dT terugmoduleren compressor verwarmen/koelen (instellen)
1.04
Aanvoertemperatuur setpoint bij koelen (instellen)
1.05
Stooklijn (aanvinken)
1.06
Buitentemperatuur 1 (instellen)
1.07
Buitentemperatuur 2 (instellen)
1.08
Buitentemperatuur 3 (instellen)
1.09
Buitentemperatuur 4 (instellen)
1.10
Buitentemperatuur 5 (instellen)
1.11
Aanvoertemperatuur A / Buitentemperatuur 1 (instellen)
1.12
Aanvoertemperatuur B / Buitentemperatuur 2 (instellen)
1.13
Aanvoertemperatuur C / Buitentemperatuur 3 (instellen)
1.14
Aanvoertemperatuur D / Buitentemperatuur 4 (instellen)
1.15
Aanvoertemperatuur E / Buitentemperatuur 5 (instellen)
1.16
Aanvoertemperatuur verwarmen(zonder stooklijn) (instellen)
1.17
Minimale temperatuurbegrenzing (instellen)
1.18
Maximale temperatuurbegrenzing (instellen)
1.19
Mengregelafsluiter (aanvinken)
27 + 2 =
18 - 2 = 16⁰C.
Voorbeeld: In verwarmingsbedrijf is Tset = 35⁰C, 1.01 = 2⁰C en 1.02 =
1⁰C.
Wanneer de aanvoertemperatuur hoger is dan 37⁰C (Tset + 1.01),
stopt de warmtepomp.
Als de warmtepomp is gestopt en de aanvoertemperatuur daalt
onder de 34⁰C [Tset - 1.02], zal de warmtepomp worden herstart.
∆T terugmoduleren compressor verwarmen/koelen
Door middel van deze parameter stelt u een temperatuur in vanaf
waar de compressor start met aftoeren.
Met deze instelling kunt u een optimale balans tussen comfort en
energiebesparing bewerkstelligen.
Als deze waarde te laag is, wordt het toerental van de compressor
te snel verlaagd als de aanvoertemperatuur nog niet hoog (of koud
bij koelen) genoeg is.
Als deze waarde te hoog is, wordt het toerental van de compressor
niet snel genoeg verlaagd, zelfs als de aanvoertemperatuur al hoog
(of koud bij koelen) genoeg is.
Met deze instelling geeft u dus aan welk temperatuurbereik u voor
uw warmtepomp wilt gebruiken.