4.5. Installatie buitendeel
Opmerkingen voor de plaatsing van het buitendeel:
Het buitendeel kan in een open ruimte, op een balkon, een dak
●
of aan de buitengevel worden geïnstalleerd.
Het buitendeel mag niet worden geïnstalleerd in een ruimte
●
waar vluchtige, corrosieve of ontvlambare vloeistoffen of
gassen aanwezig zijn.
Installeer het buitendeel niet in de buurt van een slaapkamer of
●
woonkamer in verband met eventuele geluidshinder wanneer
de warmtepomp draait.
Plaats de warmtepomp ongeveer 250 mm van de grond.
●
Zorg ervoor dat de locatie over een afvoersysteem beschikt om
●
het condenswater af te voeren tijdens ontdooien.
Zorg bij installatie van de warmtepomp voor een afschot van
●
10 mm/m voor de afvoer van condens en regenwater.
Installeer de buitendeel op ruime afstand van de ventilatie-
●
afvoer van de keuken om te voorkomen dat er vettige damp
neerslaat op de verdamper van de warmtepomp. Deze
vettigheid is moeilijk te verwijderen.
Plaats het buitendeel op trillingsdempende rubbers (niet
●
meegleverd) om geluidsoverlast door trillingen te voorkomen.
Zorg ervoor dat er voldoende vrije ruimte is rondom het
●
buitendeel. Dit komt de ventilatie en de toegang tijdens
onderhoudswerkzaamheden ten goede.
Voor het installeren van het buitendeel kunt u muursteunen
●
(niet meegeleverd) of twee rubberen opstellingsbalkjes
gebruiken (niet meegeleverd).
Houd u bij het installeren aan de volgende voorschriften:
Het buitendeel moet worden geïnstalleerd op een vlakke
●
ondergrond op rubberen balkjes of op een speciale
montagebeugel aan de buitengevel. De beugel moet geschikt
zijn om het gewicht van het buitendeel kunnen dragen.
Alle moeren moeten worden aangedraaid nadat de beugel is
●
gemonteerd. Anders kan er schade aan de apparatuur
ontstaan.
Zorg ervoor dat de gebruikte beugels vervaardigd zijn van
●
weersbestindig en corrosievast materiaal. Denk hierbij aan rvs,
gegalvaniseerd staal of aluminium.
Controleer de stabiliteit van het buitendeel na installatie.
●
Houd bij het kiezen van een geschikte wandbeugel rekening
●
met de afmetingen van het buitendeel en met de draagkracht
van de muur.
De muursparing moet in buitenwaartse richting enigszins schuin
naar buiten geboord worden (≥ 8°) om te voorkomen dat
hemelwater of condenswater de woning binnen loopt.Dicht de
uitsparing af nadat u de koelleidingen heeft doorgevoerd.
28
1
Legenda
1
Doorvoerkoker
2
Overkapping
4.6. Aansluiten waterzijdig
Sluit na de installatie van de warmtepomp de hydraulische
leidingen aan volgens de ter plaatse geldende voorschriften.
Reinig, ontvet en ontbraam de leidingen voor gebruik.
Voer, na installatie, een druktest uit.
Filter en inlaatcombinatie
Installeer een draadgaasfilter vóór de waterinlaat van de
warmtepomp en het voorraadvat om de waterkwaliteit te
waarborgen. Zorg ervoor dat het draadgaas van het waterfilter naar
beneden is gericht. Het is raadzaam een afsluiter te plaatsen aan
beide kanten van het filter om het reinigen of vervangen van het
filter te vereenvoudigen.
Vergeet ook niet een(Itho daalderop)-inlaatcombinatie te plaatsen.
Vergeet ook geen magnetisch vuilfilter te plaatsen indien het
afgiftesysteem ijzeren componenten bevat.
1
2
3
Legenda
1
Aansluiting watertank
2
Inlaatcombinatie
3
Afvoerpijp
Isolatie
Alle warmwaterleidingen moeten naar behoren zijn geïsoleerd. Het
isolatiemateriaal moet stevig rond de leidingen zijn gewikkeld.
2
6
4
5
4
Filter
5
Kogelkraan
6
Inlaat waterleiding