9 Inbedrijfstelling
4 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het proefdraaien start. Het proefdraaien
stopt automatisch wanneer voltooid (±30 min).
Om het proefdraaien handmatig te stoppen:
1 Ga in het menu naar Stop testrun.
2 Selecteer OK om te bevestigen.
INFORMATIE
Als de buitentemperatuur buiten het werkgebied is, kan de
unit mogelijk NIET werken of kan deze mogelijk de vereiste
capaciteit NIET leveren.
De aanvoerwater- en tanktemperatuur controleren
Tijdens het proefdraaien kan de correcte werking van de unit
gecontroleerd worden door de aanvoerwatertemperatuur (stand
verwarming/koeling) en de tanktemperatuur (stand warm tapwater)
op te volgen.
Om deze temperaturen te controleren:
1 Ga in het menu naar Sensoren.
2 Selecteer de temperatuurgegevens.
9.4.4
Stelmotoren proefdraaien
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar [C] In
werking en schakel de werking Kamer,
Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
Doel
Voer een stelmotortest uit om te controleren of de verschillende
stelmotoren goed werken. Wanneer u bijvoorbeeld Pomp selecteert,
zal de pomp gaan proefdraaien.
1 Stel het gebruikertoegangsniveau in op Installateur.
Zie
"Het gebruikertoegangsniveau
2 Ga naar [A.2]: Inbedrijfstelling > Testbedrijf
stelmotoren.
3 Selecteer een test in de lijst. Voorbeeld: Pomp.
4 Selecteer OK om te bevestigen.
Resultaat: Het proefdraaien van de stelmotor start.
Het proefdraaien stopt automatisch wanneer voltooid
(±30 min).
Om het proefdraaien handmatig te stoppen:
1 Ga in het menu naar Stop testrun.
2 Selecteer OK om te bevestigen.
Mogelijke vormen van proefdraaien voor de
stelmotoren
▪ Boosterverwarming-test
▪ Back-upverwarming 1-test
▪ Back-upverwarming 2-test
▪ Pomp-test
INFORMATIE
Zorg ervoor de het systeem volledig ontlucht is vooraleer
proef te draaien. Vermijd tevens storingen in het
watercircuit tijdens het proefdraaien.
▪ Afsluiter-test
▪ Tweewegklep-test (3-wegklep voor schakelen tussen verwarmen
van ruimten en tank opwarmen)
▪ Bivalent signaal-test
▪ Alarm uitgang-test
▪ Koel-verwarmsignaal-test
Uitgebreide handleiding voor de installateur
86
—
—
wijzigen" [ 4 50].
—
▪ Omlooppomp SWW-test
9.4.5
De dekvloer van de vloerverwarming
drogen
De functie voor het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming
wordt gebruikt om de dekvloer van een vloerverwarmingsinstallatie
te drogen terwijl het gebouw nog in constructie is.
Voorwaarden: Zorg ervoor dat de werking volledig is uitgeschakeld.
Ga naar [C] In
werking en schakel de werking Kamer,
Ruimteverwarming/-koeling en Sanitaire warmwatertank uit.
De functie voor het drogen van de dekvloer van de vloerverwarming
kan uitgevoerd worden zonder de buiteninstallatie eerst te moeten
afwerken. In dat geval zal de back-upverwarming de dekvloer
drogen en aanvoerwater leveren zonder dat de warmtepomp werkt.
Wanneer de buitenunit nog niet is geïnstalleerd, sluit de
hoofdvoedingskabel dan aan op de binnenunit via X2M/30 en
X2M/31. Zie
"7.9.8 De hoofdvoeding
INFORMATIE
▪ Als Noodbedrijf op Handmatig ([9.5]=0) is ingesteld
en de unit wordt getriggerd om het noodbedrijf te
starten, zal de gebruikersinterface eerst hiervoor een
bevestiging vragen vooraleer te starten. Zelfs wanneer
de gebruiker het noodbedrijf NIET bevestigt, blijft de
functie Dekvloer drogen van de vloerverwarming
ingeschakeld.
▪ Tijdens
het
drogen
vloerverwarming
is
pompsnelheid NIET van toepassing.
OPMERKING
De installateur is verantwoordelijk voor:
▪ het contact opnemen met de fabrikant van de dekvloer
om de maximum toegelaten watertemperatuur te
bekomen om ervoor te zorgen dat deze niet zou
beginnen te barsten,
▪ het tijdschema voor het drogen van de dekvloer van de
vloerverwarming programmeren volgens de initiële
verwarmingsinstructies van de fabrikant van de
dekvloer,
▪ het op regelmatige basis controleren van de correcte
werking van de instelling,
▪ het uitvoeren van het juiste programma dat voldoet aan
het type van gebruikte dekvloer.
OPMERKING
Om de dekvloer van de vloerverwarming te drogen, moet
Vorstbescherming kamer worden uitgeschakeld ([2-06]=0).
Standaard is deze ingeschakeld ([2‑06]=1). Wegens de
stand "installateur ter plaatse" (zie "Inbedrijfstelling"), wordt
Vorstbescherming kamer gedurende 36 uur na het voor de
eerste
maal
onder
uitgeschakeld.
Indien
Dekvloer
drogen
uitgevoerd na de eerste 36 uur onder spanning, schakel
Vorstbescherming kamer handmatig uit door instelling
[2-06] op "0" te zetten en LAAT deze uitgeschakeld tot
wanneer Dekvloer drogen voltooid is. Als u deze
waarschuwing negeert, kan dat leiden tot het scheuren van
de dekvloer.
aansluiten" [ 4 46].
van
de
dekvloer
van
beperking
[9‑0D]
van
spanning
zetten,
automatisch
nog
steeds
moet
worden
ERGA04~08DAV3(A) + EHBH/X04+08DA
Daikin Altherma 3 R W
4P496758-1B – 2019.10
de
de