BSH ecotimer
#
Code
[9.4.3]
[8-03]
Vertragingstimer van de
boosterverwarming.
Wachttijd vooraleer de
boosterverwarming begint te werken
wanneer de warmtapwaterstand actief is.
▪ Als de warmtapwaterstand NIET actief
is, bedraagt de wachttijd 20 minuten.
▪ De wachttijd begint te lopen vanaf de
AAN-temperatuur
boosterverwarming.
▪ Door
boosterverwarming ten opzichte van
de
passen, kunt u een optimaal evenwicht
vinden tussen de energie-effectiviteit
en de opwarmingstijd.
▪ Als
boosterverwarming
ingesteld,
vooraleer
ingestelde temperatuur bereikt.
▪ De instelling [8‑03] is alleen van
belang als instelling [4‑03]=1. Instelling
[4‑03]=0/2/3/4
boosterverwarming automatisch voor
wat betreft de bedrijfstijd van de
warmtepomp in de stand verwarmen
van water voor huishoudelijk gebruik.
▪ Zorg ervoor dat [8‑03] altijd in verband
staat met de maximale bedrijfstijd
[8‑01].
Bereik: 20~95 minuten
Bediening
#
Code
[9.4.4]
[4-03]
Bepaalt wanneer de boosterverwarming
mag werken in functie van de
omgevingstemperatuur, de
warmtapwatertemperatuur of de
bedrijfsmodus van de warmtepomp.
Deze instelling is alleen van toepassing
in de warmhoudenstand voor
toepassingen met afzonderlijke tank voor
warm tapwater. Wanneer [4‑03]=1/2/3/4
wordt ingesteld, kan de werking van de
boosterverwarming nog steeds door het
programma toelating voor
boosterverwarming beperkt worden.
ERGA04~08DAV3(A) + EHBH/X04+08DA
Daikin Altherma 3 R W
4P496758-1B – 2019.10
Beschrijving
van
de
de
wachttijd
van
de
maximale
bedrijfstijd
aan
de
wachttijd
van
de
te
hoog
wordt
kan
het
lang
duren
het
warm
tapwater
de
beperkt
de
Beschrijving
#
Code
[9.4.4]
[4-03]
te
[9.4.4]
[4-03]
[9.4.4]
[4-03]
9.4.4
[4-03]
9.4.4
[4-03]
8 Configuratie
Beschrijving
▪ 0: De boosterverwarming mag NIET
werken,
behalve
voor
"Desinfectiefunctie" en het "Krachtig
verwarmen van het tapwater".
Gebruik deze instelling alleen wanneer
de capaciteit van de warmtepomp
groot genoeg is om gedurende het
volledige
verwarmingsseizoen
behoeften inzake verwarming van de
woning en opwarming van warm
tapwater te dekken.
De boosterverwarming zal niet mogen
werken
wanneer
T
<[5‑03]
a
[5‑02]=1.
warmtapwatertemperatuur
maximum
deze
van
de
temperatuur
van
de
warmtepomp
bedragen.
▪ 1:
De
werking
van
boosterverwarming
is
toegestaan
wanneer nodig.
▪ 2:
De
boosterverwarming
toegestaan buiten het werkingsgebied
van
de
warmtepomp
om
tapwater te bereiden.
De werking van de boosterverwarming
is alleen toegestaan als:
▪ De omgevingstemperatuur buiten
het werkingsgebied ligt: T
<[5‑03] of
a
T
>35°C
a
De boosterverwarming mag enkel
werken wanneer T
<[5‑03] als de
a
voorrang aan ruimteverwarming is
geactiveerd ([5‑02]=1).
▪ De temperatuur van het warm
tapwater is 2°C lager dan de UIT-
temperatuur van de warmtepomp.
Als bivalente werking geactiveerd is
([C‑02]=1) en het toestemmingssignaal
voor de extra ketel AAN is, zal de
werking van de boosterverwarming
beperkt worden, zelfs wanneer T
▪ 3: De boosterverwarming mag werken
wanneer de warmtepomp NIET warm
tapwater aan het bereiden is.
Idem
als
instelling 1,
maar
gelijktijdige
werking
van
boosterverwarming
en
van
warmtepomp om warm tapwater te
bereiden is niet toegestaan.
▪ 4: De boosterverwarming mag NIET
werken,
behalve
voor
"Desinfectiefunctie".
Gebruik deze instelling alleen wanneer
de capaciteit van de warmtepomp
gedurende
het
verwarmingsseizoen volstaat om de
behoeften
te
dekken
verwarming
van
de
woning
opwarmen van warm tapwater.
De boosterverwarming zal niet mogen
werken
wanneer
T
<[5‑03]
a
[5‑02]=1.
warmtapwatertemperatuur
maximum
deze
van
de
temperatuur
van
de
warmtepomp
bedragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de
de
en
De
kan
UIT-
de
is
warm
<[5‑03].
a
de
de
de
de
volledige
inzake
en
en
De
kan
UIT-
75