Druk op [IF FIL] en houd deze toets ingedrukt om iedere
instellingwaarde van de DSP-filterbandbreedte als volgt
even weer te geven.
SSB/ AM/ FM-modus:
Laagdoorlaat-frequentie > Hoogdoorlaat-frequentie
CW/ SSB-datamodus:
Verschuivingsfrequentie > Bandbreedte
FSK-modus: alleen bandbreedte
AUTOMATISCHE BANDSPERFILTER (SSB)
De automatische bandsperfilter vindt iedere storende
toon in de ontvangstdoorlaatband en zwakt deze af. Deze
functie werkt digitaal op het IF-filterniveau. Dit kan gevolgen
hebben voor uw S-meterwaarde en kan ook het gewenste
signaal licht afzwakken. Regelen van het AGC-niveau door
de sterk storende pulssignalen af te zwakken kan echter
het gewenste SSB-signaal versterken dat wordt bedekt
door het storende signaal. Als de storende toon zwak is, is
Puls annuleren waarschijnlijk de beste optie om de toon te
verwijderen.
Ontvangstdoorlaatband
Interfererende
tonen
Voor
Druk op [BC (A.NOTCH)] en houd deze toets ingedrukt om
de automatische bandsperfilter in en uit te schakelen.
•
"
" verschijnt wanneer deze functie is
ingeschakeld.
•
De storende pulssignalen worden afgezwakt.
■
Automatische bandspervolgsnelheid
Als de storende pulssignalen de toonfrequentie
willekeurig wijzigen, kunt u de automatische
bandspervolgsnelheid aanpassen.
1 Druk op [MENU] en vervolgens op [Q-M.IN]/
[Q-MR] of draai aan de MULTI/CH-regelknop om
menunummer 24 te selecteren.
2 Druk op [M.IN]/ [SCAN (SG.SEL)] om het niveau van
FIX (0) en 1 tot 4 te selecteren.
•
Niveau 1 is de laagste pulstoonvolgsnelheid
en niveau vier de hoogste. FIX beëindigt het
volgen van de pulstoon. U kunt deze parameter
handmatig aanpassen om indien nodig het
pulssignaal te verwijderen.
3 Druk op [MENU] om de Menumodus te verlaten.
HANDMATIGE BANDSPERFILTER (SSB/ CW/ FSK)
U gebruikt de handmatige bandsperfilter als u de breedte
van de sperring wilt variëren terwijl u het storende signaal
controleert.
1 Druk op [NOTCH (WIDE)] om de handmatige
bandsperfilter in en uit te schakelen.
•
"
" verschijnt wanneer deze functie is
ingeschakeld.
2 Draai de NOTCH-regelknop voor instelling tot het punt
waarop pulsruis verdwijnt.
Gewenst
signaal
Na
9 INTERFERENTIE VERWERPEN
■
Bandbreedte bandsperfilter
Druk op [NOTCH (WIDE)] en houd deze toets ingedrukt
om de bandbreedte van de bandsperfilter te schakelen
tussen NORMAAL en BREED.
•
"
" verschijnt wanneer de bandbreedte van
de bandsperfilter is ingesteld op BREED.
PULS ANNULEREN (SSB/ AM)
U kunt kiezen uit twee DSP-filters voor puls annuleren. Puls
annuleren 1 (BC1). Hiermee kunt u een zwakke puls of
continue pulssignalen verwijderen. Puls annuleren 2 (BC2).
Hiermee kunt u afwisselende pulssignalen verwijderen,
zoals CW-signalen.
Filterdoorlaatband (AF)
Interfererende
tonen
Voor
Druk op [BC (A.NOTCH)] om te kiezen uit de opties Puls
annuleren 1, Puls annuleren 2 en UIT.
•
"
" of "
" verschijnt wanneer de functie Puls
annuleren is ingeschakeld.
•
De storende pulssignalen worden verwijderd.
RUISONDERDRUKKING (ALLE MODI)
Deze zendontvanger heeft 2 soorten
ruisonderdrukkingsfuncties (NR1 en NR2) voor
onderdrukking van willekeurige ruis die het gewenste
signaal verstoort.
NR1 wijkt afhankelijk van de ontvangstmodus af. Bij het
ontvangen van een stemoproep in SSB/ FM/ AM gebruikt
ruisonderdrukking een spectrumaftreksysteem. Bij het
ontvangen van een niet-stemoproep in CW/ FSK-modus,
gebruikt ruisonderdrukking een aanpasbare LMS-filter die
het periodieke signaal versterkt.
NR2 gebruikt een SPAC-indeling die een periodiek signaal
uit het ontvangen signaal filtert.
Druk op [NR (LEV)] om te kiezen uit de opties NR1, NR2 en
UIT.
•
"
" of "
" verschijnt afhankelijk van het
geselecteerde ruisonderdrukkingsfilter.
Gewenst
signaal
Na
N-39